Nieuws

Rb: beoordeling asielverzoek Libanese Palestijn buiten UNWRA-bescherming

De staatssecretaris heeft er op gewezen dat het waarborgen van de veiligheid (in de kampen) bij de Libanese autoriteiten ligt en dat, ongeacht of deze geboden wordt, de vreemdeling kenbaar de bijstand van UNRWA moet hebben genoten voor het toepassen van uitsluitingsgrond 1D van het Vluchtelingenverdrag. Het enkele verblijf in het kamp is onvoldoende.

Uit niets is gebleken dat de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van de UNRWA-diensten. De vreemdeling heeft verklaard dat als hij iets wilde hij naar UNRWA kon gaan en het kon halen. De staatssecretaris heeft daarop terecht gesteld dat hieruit blijkt dat de vreemdeling geen gebruik heeft gemaakt van de bijstand van de UNRWA direct of kort voorafgaand aan het indienen van het asielverzoek. De uitsluitingsgrond van art. 1D is niet op de vreemdeling van toepassing.

Beroep gegrond, rechtsgevolgen in stand gelaten.
Rb Den Haag, NL21.16208, 6.2.24

SvJ&V: nieuw landenbeleid Jemen

Artikel 15c voor Jemen wordt gehandhaafd maar er wordt een lagere gradatie aangenomen waarbij een vreemdeling aannemelijk dient te maken dat de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden in combinatie met de intensiteit van willekeurig geweld in Jemen zorgt voor een reëel risico op ernstige schade vanwege het willekeurige geweld. Ik heb hiertoe besloten omdat het de-facto bestand recentelijk onder druk is komen te staan, zodat vrees bestaat voor hernieuwd oplaaien van het conflict, de escalatie van de economische oorlogsvoering door de strijdende partijen wat bijdraagt aan de zeer slechte humanitaire situatie, het feit dat de afgelopen jaren sprake was van een uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 15c en een aantal andere Europese landen nog steeds een dergelijke situatie aannemen voor (delen van) Jemen. Naar mijn mening doet deze midden-categorie recht aan de precaire situatie in Jemen en biedt dit de ruimte aan de IND om de individuele situatie mee te wegen.

Verder blijkt uit het ambtsbericht dat journalisten, activisten en personen die actief zijn in de politiek en daarbij significante kritiek uiten op de autoriteiten meer kans liepen op represailles. Zij kregen veelal te maken met intimidatie, willekeurige detentie, gedwongen verdwijning of gerichte moord. Hierom heb ik besloten deze groep op te nemen als risicogroep. Daarnaast is ook de situatie voor alleenstaande vrouwen verslechterd gedurende de verslagperiode van het ambtsbericht. Bovendien blijkt uit het ambtsbericht dat de politieke en veiligheidsinstabiliteit alle vormen van gender-gerelateerd geweld versterkten. Ik heb besloten om ook alleenstaande vrouwen en vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt te vrezen voor gender-gerelateerd geweld aan te merken als risicogroep.

kamerstuk 19637-3215, 18.3.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19637-3215.html

Rb: Guineese overheid biedt geen bescherming

Verweerder heeft in de besluitvorming gewezen op een rapport van het US Department of State om te onderbouwen dat het in het algemeen mogelijk is om aangifte te doen in Guinee. De conclusie van verweerder lijkt uitsluitend gebaseerd te zijn op de volgende zin uit dat rapport: “The law provides for a judicial procedure in civil matters, including lawsuits seeking damages for human rights abuses”. De rechtbank vindt dit een onvoldoende onderbouwing om te concluderen dat het in het algemeen mogelijk is om aangifte te doen of bescherming te krijgen in Guinee, nu deze passage ziet op de mogelijkheid om een juridische procedure in burgerlijke zaken te starten. Hieruit valt niet af te leiden in hoeverre in Guinee sprake is van een voldoende doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die ernstige schade vormen en in hoeverre eiser daartoe toegang heeft.

Dit klemt temeer nu uit de algemene bronnen waarop eiser heeft gewezen volgt dat in ieder geval tot en met 2018 de politiediensten worden omschreven als ondoeltreffend, slecht betaald en onvoldoende uitgerust, en dat weinig slachtoffers aangifte deden van misdrijven omdat de politie in het algemeen als corrupt, ondoeltreffend en gevaarlijk werd beschouwd. Het rapport waar verweerder op wijst vermeldt verder dat het rechtssysteem onderhevig is aan politieke invloed en corruptie en dat verouderde en beperkende wetten, een tekort aan gekwalificeerde advocaten en magistraten, nepotisme en etnische vooroordelen de doeltreffendheid van de rechterlijke macht beperkten.

In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bij voorbaat zinloos of zelfs gevaarlijk is om aangifte te doen. Zoals echter uit het beleid van verweerder volgt, komt deze vraag pas aan de orde als verweerder zelf voldoende heeft onderzocht of bescherming in zijn algemeenheid mogelijk is. Daarvan blijkt echter niet in het bestreden besluit.

Rb den Haag NL23.39111 en NL23.39112, 12.1.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:3386

Rb: ondanks inreis met vals paspoort, Somalische identiteit wel bewezen door vele documenten

De vreemdeling stelt aan een vals Tanzaniaans paspoort te zijn gekomen via zijn reisagent. De staatssecretaris acht zijn Somalische identiteit en nationaliteit ongeloofwaardig.

De rechtbank oordeelt als volgt. Uit het EU-VIS systeem blijkt dat de vreemdeling naar Nederland is gereisd op een Tanzaniaans paspoort en dat hij stukken heeft ondertekend waarin zijn Tanzaniaanse nationaliteit wordt vermeld. De vreemdeling heeft echter zijn Somalische nationaliteit voldoende onderbouwd, nu hij een origineel en authentiek bevonden Somalisch paspoort heeft overgelegd. Er kan geen sprake zijn van een dubbele nationaliteit, alleen al omdat de paspoorten op verschillende namen staan.

Het betoog van de staatssecretaris dat het Somalische paspoort mogelijk is afgegeven op basis van valse brondocumenten slaagt niet. Niet alleen gaat de staatssecretaris dan eraan voorbij dat dat evengoed zou kunnen gelden voor het Tanzaniaanse paspoort, maar vooral ook aan de vele andere documenten en factoren die uit het dossier blijken, die erop wijzen dat de vreemdeling de Somalische nationaliteit heeft zoals zijn geboorteakte, identiteitsdocumenten van zijn familie en de verklaringen over zijn woonplaats in Somalië en zowel Chimwiini als Somalisch spreekt.

Beroep gegrond.
Rb Den Haag, NL24.3911, 1.3.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:2551

Rb: altijd geloofwaardigheidsbeoordeling verplicht, ook als gelogen voor verkrijgen visum

De vreemdelingen leggen aan hun asielaanvraag ten grondslag dat ze vrezen voor de familie van de vrouw, omdat zij een buitenechtelijke relatie hebben en de familie haar wilde uithuwelijken aan haar neef. De staatssecretaris is op grond van de ingewilligde visumaanvraag bij de Italiaanse autoriteiten, waar de vreemdelingen hebben verklaard gehuwd te zijn, en het niet spontaan vertellen over het visum, uitgegaan van een huwelijk tussen de vreemdelingen en heeft geen aanleiding gezien om de geloofwaardigheid van de verklaringen over dit asielmotief inhoudelijk te beoordelen.

De rechtbank oordeelt als volgt. Zowel bij de intake als de Dublingehoren hebben zij consistent verklaard dat zij ongehuwde partners zijn. Dat de vreemdelingen niet spontaan bij de intake over hun visum hebben verklaard, neemt niet weg dat een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet worden verricht. In beginsel mogen tegenstrijdige verklaringen over de huwelijkse staat worden betrokken bij die geloofwaardigheidsbeoordeling en zeker als dit ziet op de kern van het relaas. De staatssecretaris dient echter uiterst terughoudend te zijn bij het betrekken van verklaringen die zijn afgelegd om het land van herkomst te verlaten als dit vertrek is ingegeven door vluchtmotieven. Geduide tegenstrijdigheden mogen op zichzelf worden betrokken bij de beoordeling van de afgelegde verklaringen maar tegenstrijdige verklaringen kunnen geen rechtvaardiging vormen voor het achterwege laten van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Dit geldt ook als de tegenstrijdige verklaringen door de staatssecretaris als “leugenachtig” of “misleidend” worden gezien.

Beroep gegrond.
Rb Roermond, NL22.18743 en NL22.18744, 1.3.24

IB  2024/18: Ingangsdatum status bij opvolgende aanvraag na Dublinprocedure

Op 4 maart 2024 heeft de Afdeling uitspraak gedaan in een zaak die aanvankelijk op basis van de Dublinprocedure niet in behandeling was genomen. In deze zaak is Nederland alsnog verantwoordelijk geworden na overschrijding van de overdrachtstermijn. Er is een nieuwe aanvraag ingediend die is ingewilligd. De ingangsdatum van die vergunning is de dag van het indienen van de oorspronkelijke aanvraag die aanvankelijk niet in behandeling werd genomen

https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1329939_1/1/, 13.3.24

CM EHRM: leeftijdsbepaling Italie

The case concerned the Italian authorities' failure to comply with the minimum due process safeguards in the age assessment procedures for unaccompanied minors, their placement and the conditions of their stay in adult reception facilities, as well as the ineffectiveness or unavailability of domestic remedies in this regard.

The CM noted with concern that the Italian legislation enacted in October 2023 appears to have reduced the safeguards surrounding the age assessment procedure. The CM considered that further measures are needed to ensure the effective implementation of the domestic provisions adopted in 2017, and to guarantee that, even in emergency situations, unaccompanied minors benefit in law and in practice from the presumption of minority and the minimum safeguards that must accompany the age assessment procedure. It expressed concerns that the reception capacity for unaccompanied minors in Italy remains largely insufficient and that additional measures are needed to ensure that the latter are placed in dedicated structures and in adequate conditions or benefit from other care arrangements adapted to their specific needs and meeting their best interests as children, including pending the outcome of the age assessment procedure.

The CM expressed concern about the October 2023 legislation, which provides a legal basis for the placement of unaccompanied migrants over the age of 16 in adult facilities for periods of up to 150 days. On domestic remedies, the CM asked the authorities to indicate whether and what remedies are available for unaccompanied minors who wish to complain about their reception conditions.

Committee of Ministers (CM) decision relating to case Darboe & Camara v. Italy (5795/17), 14.3.24
https://search.coe.int/cm/Pages/result_details.aspx?ObjectID=0900001680aec205

Rb: geen Dublinoverdracht want binnen 3mnd na vingerafdrukken Dld in NL gemeld

De asielaanvraag van de vreemdeling is niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk wordt geacht. De vreemdeling stelt dat zij nooit een asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend of dit heeft willen doen.

De rechtbank overweegt als volgt. De uitzonderingsituatie van het arrest H en R is van toepassing. Nadat de Duitse autoriteiten op 28 juli 2023 de vingerafdrukken van de vreemdeling hebben afgenomen, heeft de vreemdeling Duitsland verlaten en op 5 augustus een asielaanvraag in Nederland ingediend. De termijn van drie maanden van art. 21 lid 1 Dvo voor Duitsland om de verantwoordelijke lidstaat te bepalen, was op dat moment nog niet verstreken. Daarbij is de asielaanvraag in Nederland een impliciete intrekking van de asielaanvraag in Duitsland.

Beroep gegrond.
Rb Roermond, NL23.36417, 15.3.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:3868

Rb: statushouder niet terugesturen naar Italie want geen opvang

Eiseres heeft, na terugkeer in Italië, hulp gevraagd bij diverse organisaties en bij de politie. Deze hulp heeft zij niet gekregen. Ook betoogt eiseres dat de staatssecretaris het decreet van 7 augustus 2023 niet heeft betrokken bij de beoordeling.

De rechtbank is van oordeel dat het decreet en zijn uitwerking relevant kan zijn bij de beoordeling van de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank acht hierbij van belang dat uit het decreet volgt dat de Italiaanse regering instructies aan de prefecturen geeft om zo snel mogelijk plaatsen vrij te maken in eerstelijnsopvangcentra (CAS). In het bijzonder geeft de regering de prefecturen instructies om mensen uit opvangcentra te sturen zodra aan hen een beschermingsstatus wordt verleend, ook vóórdat zij hun daadwerkelijke verblijfsvergunning hebben ontvangen. De rechtbank wijst ook op het door eiseres ingebrachte Italiaanse persbericht van 11 augustus 2023 dat werd ondertekend door 23 Italiaanse ngo’s waaruit volgt dat er onder de ngo’s grote zorgen bestaan over het decreet nu het ministerie van Binnenlandse Zaken via het decreet de prefecturen heeft opgedragen om de opvang van personen die erkend zijn als houders van internationale en speciale bescherming onmiddellijk te beëindigen na statusverlening, zonder afgifte van hun verblijfsvergunning af te wachten en zonder hen over te dragen aan SAI-opvang. Volgens de ngo’s staan daarmee in wezen duizenden houders van internationale of speciale bescherming op het punt om uit CAS-opvang te worden gezet en op straat te belanden. Volgens de ngo’s is deze praktijk onwettig.

Rb Arnhem NL24.3995, 18.3.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:3613

RvS: wel voldoende opvang voor asielzoekers in België

Uit de brief van 9 maart 2023 volgt dat bij de opvang voorrang wordt gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen. Na registratie van hun asielverzoek krijgen zij onmiddellijk een opvangplaats. In de brief van 28 maart 2023 lichten de Belgische autoriteiten toe dat zij onder kwetsbare personen onder andere verstaan: sterk verzwakte personen, personen met tekenen van ziekte, personen met psychiatrische problemen, personen met een handicap, alleenstaande vrouwen, zwangere vrouwen, lhbti’ers, slachtoffers van mensenhandel, niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, personen van 60 jaar of ouder en personen jonger dan 20 jaar. Bij elke asielzoeker wordt onderzocht of hij kwetsbaar is.

De asielzoeker waarvoor niet direct een reguliere opvangplaats beschikbaar is, komt terecht op een wachtlijst. Op 25 september 2023 stonden er 2.513 personen ingeschreven op deze wachtlijst...In de brieven van 26 en 28 september 2023 lichten de Belgische staatssecretaris voor Asiel en Migratie en Fedasil toe dat de wachtlijst sinds 30 augustus 2023 tijdelijk ‘bevroren’ is voor niet-kwetsbare alleenstaande mannen als de vreemdeling....

De Belgische autoriteiten hebben toegelicht dat het op dit moment niet mogelijk is om aan te geven hoe lang de wachttijd is. Voor het ‘bevriezen’ van de wachtlijst kon dit oplopen van een maand tot een jaar....

De Afdeling wijst er op dat het EHRM een grote hoeveelheid interim measures heeft toegewezen.

De Afdeling is van oordeel dat dit geen fundamentele systeemfout is die de bijzondere drempel van zwaarwegendheid bereikt. Daarbij is van belang dat de asielzoekers die niet direct een reguliere opvangplaats krijgen toegewezen, wel gebruik kunnen maken van nood- en daklozenopvang en van medische en juridische voorzieningen. Verder blijkt uit de berichtgeving overtuigend dat de Belgische autoriteiten zich inzetten om nieuwe reguliere opvangplaatsen te creëren. Bovendien is er geen sprake van een totale opvangstop. Hoewel het opvangsysteem onder grote druk staat, wat tot gevolg heeft dat niet iedere asielzoeker direct toegang tot de reguliere opvang krijgt, betekent dit niet dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie. De staatssecretaris heeft daarbij niet ten onrechte gesteld dat uit de feiten en de berichten niet blijkt van onverschilligheid van de Belgische autoriteiten.

tegen Rb Rotterdam NL23.7635, 27.6.23
RvS 202304212/1/V3, 13.3.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:896

Pagina's