Nieuws

Rb: individuele afweging kindgebonden budget bij geen rechtmatig verblijf in 2021 en 2022

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van vreemdelinge tegen de afwijzing van haar verzoek tot herziening van haar recht op kindgebonden budget over de jaren 2020 en 2021. ….

De rechtbank oordeelt dat vreemdelinge geen recht had op kindgebonden budget over 2020 en een deel van 2021, omdat zij in die periode geen rechtmatig verblijf had. Dit volgens de verblijfscodes van de IND. Dienst Toeslagen mocht daarom de toeslag terugvorderen. Echter, past de rechtbank het evenredigheidsbeginsel toe. Vreemdelinge had een bijzondere situatie. Zij was met haar gezin uit Afghanistan gevlucht, had verkeerde gegevens verstrekt, maar hoefde Nederland niet te verlaten en kreeg later alsnog een verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelt dat de wetgever deze situatie niet heeft voorzien. Ook weegt mee dat als de echtgenoot van vreemdelinge de aanvraag had gedaan, de situatie anders was geweest. Daarom wordt art. 10 Vw 2000 in dit geval niet toegepast, en heeft vreemdelinge wél recht op het kindgebonden budget over de betreffende jaren. 

Beroep gegrond.
RB Breda BRE 23/3779, 20.2.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:892

Rb: recht op COA-opvang in art-64 procedure, geen VBL en geen LVV

De vreemdeling heeft de opvang van het COA moeten verlaten en heeft geen toegang meer. Hij heeft met stukken aannemelijk gemaakt dat hij op korte termijn geen aanspraak kan maken op enige vorm van gemeentelijke opvang, zoals de LVV en de winter- of daklozenopvang. Hiermee is de enige optie om opvang te verkrijgen de VBL in Ter Apel. Het COA heeft toegelicht dat de vreemdeling toegang kan verkrijgen tot de VBL, mits hij bereid is mee te werken aan vertrek naar Gambia. In dit stadium kan nog niet verlangd worden dat de vreemdeling naar de VBL afreist en meewerkt aan zijn vertrek. Hij heeft immers op grond van art. 64 Vw een aanvraag ingediend tot uitstel van vertrek vanwege zijn medische situatie. Er is niet gebleken dat de minister deze aanvraag al in behandeling heeft genomen. Ook is niet gebleken dat is beoordeeld of aan de vreemdeling in afwachting van de uitkomst van een eventueel BMA-advies voorlopig uitstel van vertrek moet worden verleend. De belangen van de vreemdeling wegen in deze zwaarder dan de belangen van het COA. De vreemdeling moet toegang krijgen tot de eerder door het COA verleende verstrekkingen, waaronder opvang in een COA-locatie, en deze moeten worden voortgezet totdat op het bezwaar is beslist

Vovo toegewezen. 
Rb Amsterdam, AWB 25-3786, 21.2.25

Rb: VBL tijdens art-64 procedure

Ondanks dat de minister heeft aangegeven geen uitzettingshandelingen te gaan verrichten vanwege de artikel 64 aanvraag, betekent dit niet dat er sprake is van rechtmatig verblijf. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in het standpunt dat het niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten niet op goede gronden aan haar kan worden tegengeworpen in het kader van oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. Omdat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft en zij zich niet onmiddellijk naar Uganda heeft begeven, rust op haar de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten en mee te werken aan haar vertrek. Doordat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, heeft zij geen recht op opvang van het COa.

De rechtbank is verder van oordeel dat de minister de door eiseres aangedragen omstandigheden voldoende heeft betrokken in het besluit. Eiseres behoudt, zoals de minister terecht stelt, door de vrijheidsbeperkende maatregel recht op en toegang tot medische zorg.

Het beroep is ongegrond.
Rb Groningen NL25.5595, 14.3.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:4012

Rb: onvoldoende onderzoek naar detentiegeschiktheid, vrijlating

De rechtbank stelt vast dat verweerder onvoldoende inspanningen heeft geleverd om voldoende kennis te verzamelen over de betrokken belangen alvorens de maatregel op te leggen. De rechtbank wijst erop dat eiser is overgenomen uit de strafrechtketen en uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat eiser een verwarde indruk maakte, voor zich uit bleef kijken en niet reageerde op vragen. Indien verweerder wordt geconfronteerd met een vreemdelingen die gedragingen zoals eiser vertoont, en de vreemdeling is overgenomen uit de strafrechtketen, is het dan ook raadzaam contact op te nemen met de strafrechtketen om navraag te doen naar de gedragingen die eiser eerder die dag heeft vertoond in plaats van aan te nemen dat sprake is van onwil in plaats van onvermogen om te worden gehoord. …

Over de gezondheidstoestand van eiser wordt alleen het navolgende vermeld:

  • Betrokkene blijft om zijn medicatie vragen. Mochten er zich medische of psychische omstandigheden voordoen, zijn alle medische faciliteiten op het Justitieel Centrum Rotterdam aanwezig. Daarnaast zal betrokkene een intake krijgen van de medische dienst op voornoemde locatie. Tevens is er een Extra Beveiligde Zorgafdeling op voornoemde locatie alwaar 24 uur per dag en 7 dagen per week toezicht is. Ten aanzien van de medische zorgverlening binnen de detentiecentra kan worden gesteld dat deze gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij.
  • Verslavingszorg is aanwezig in het detentiecentrum.
  • De veiligheid voor het leven en voor de gezondheid van de vreemdeling is hiermee voldoende gewaarborgd.

De rechtbank overweegt dat niet -kenbaar- is beoordeeld of het ondergaan van de maatregel onevenredig bezwarend is en dat de maatregel op dit punt niet is gemotiveerd. Ook hierom is de maatregel van aanvang af onrechtmatig. De rechtbank zal daarom de opheffing van de maatregel bevelen en de -onmiddellijke- invrijheidstelling van eiser gelasten.

Rb Roermond NL25.8546, 5.3.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:3309

vgl ook Rb Roermond NL25.8545, 5.3.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:3272

 

MvA&M: vergroten capaciteit vreemdelingendetentie

Met de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna DJI) en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heb ik afgesproken dat in totaal 90 plekken worden gerealiseerd: per 1 augustus 2025 45 plekken en per 1 november 2025 nog eens 45 plekken. Deze plekken worden gerealiseerd op Justitieel Complex Schiphol, in de vleugel van het Aanmeldcentrum.

Op dit moment zijn er 282 plekken op JC Schiphol gealloceerd voor de tenuitvoerlegging van grensdetentie. Dit betreft 192 vaste plekken en 90 plekken buffercapaciteit in het geval van hoge instroommomenten. We hebben besloten om de leegstaande afdelingen voor de buffercapaciteit te benutten voor vreemdelingenbewaring. Dit is een tijdelijke oplossing waarmee aan partijen de gelegenheid geboden wordt om duurzame oplossingsrichtingen te ontwikkelen voor de wijze waarop alle benodigde plekken voor vreemdelingenbewaring structureel en duurzaam gerealiseerd kunnen worden.

kamerstuk 24587-1026, 11.3.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24587-1026.html

Rb: herbeoordeling inreisverbod voor Nigeriaanse 1F-er, geen actuele bedreiging meer

Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ondeugdelijk gemotiveerd waarom, gelet op de aard en ernst van de aan eiser verweten 1F-gedraging, het tijdsverloop en het ontbreken van nieuwe strafbare feiten niet kunnen afdoen aan de actualiteit van de bedreiging die van de vreemdeling uitgaat. Verweerder had daarbij ook eisers betoog moeten betrekken dat hij al tijdens zijn eerdere asielprocedure in een brief en in zijn verklaringen tijdens het nader gehoor spijt heeft betuigd over zijn activiteiten voor de cult en bijvoorbeeld ook dat eiser ‘slechts' gedurende een relatief korte periode (3/4 jaar) bij de cult betrokken is geweest. Hetzelfde geldt voor het door eiser aangevoerde gegeven dat in België, Nederland en Nigeria geen sprake is geweest van strafrechtelijke veroordelingen, dat hij een betaalde baan heeft gehad in België en dat hij (mantel)zorg draagt voor zijn partner en haar zoon. Ook hierover zegt de minister in het bestreden besluit namelijk enkel dat dit niet betekent dat eiser geen ernstige misdrijven heeft gepleegd en dat het ook niets zegt over de gedragingen en het handelen van eiser op grond waarvan aan hem artikel 1F van het Vv is tegengeworpen, zijnde een oordeel waarvan de minister nog wenst te benadrukken dat dit reeds in rechte vast staat.

De rechtbank ziet reeds hierin voldoende grond om het beroep gegrond te verklaren.

Rb Roermond NL23.307, 12.3.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:3902

Substitute Impact Assessment Facilitation Directive

This study constitutes a targeted substitute impact assessment of the Commission’s proposal for a revised Facilitation Directive. It highlights the misalignment of the proposal with relevant international and key EU law standards. It raises concerns about definitional issues, the lack of sufficient human rights safeguards, and the absence of a clear distinction between facilitation offences and the legitimate provision of services and humanitarian assistance. The study also examines the legality and proportionality of the proposed measures and stresses the need for a thorough evaluation of wider impacts on civic space and democracy at large.

https://www.europarl.europa.eu/thinktank/en/document/EPRS_STU(2025)765787, 5.3.25

Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2025

In de Beleidsregel boeteoplegging Wav 2020 was een overzicht van specifieke matigingsgronden opgenomen die als uitgangspunt werden gehanteerd bij het bepalen van de hoogte van de boete bij overtredingen van art. 2 Wav. Er is voor gekozen in de nieuwe Beleidsregel een dergelijk overzicht van matigingsgronden niet meer op te nemen. De reden hiervoor is dat bij het vaststellen van de hoogte van de boete voldoende gedifferentieerd dient te worden naar de mate waarin een overtreding de werkgever valt te verwijten en naar de ernst van de overtreding. Het boetenormbedrag wordt verlaagd in het geval sprake is van een verminderde mate van verwijtbaarheid en/of een minder ernstige overtreding. Het boetenormbedrag wordt verhoogd indien sprake is van grove schuld of opzet en/of van een ernstigere overtreding.

Regeling 20.1.25 in Staatscourant 3117, 27.1.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-3117.html

Rb: 8EVRM Surinaamse oud-NLers

Tussen partijen is niet in geschil dat eisers, vanwege de lange duur van hun verblijf in Nederland, privéleven hebben dat valt onder art. 8 EVRM. Zo hadden zij tot 1975 de Nederlandse nationaliteit, woonden zij in het overzeese gedeelte van het Koninkrijk en maakten zij deel uit van een maatschappij die gericht was op (het Europese deel van) Nederland. Van 1975 en 1998 woonden eisers in Suriname en hadden zij niet langer de Nederlandse nationaliteit. Maar zij hebben ook in deze periode banden met Nederland gehad. Ten onrechte is de minister alleen uitdrukkelijk ingegaan op de banden die zijn opgebouwd met Nederland in de laatste fase vanaf 1998.

De minister heeft ten onrechte niet of nauwelijks aandacht besteed aan de bijzondere positie die Surinaamse vreemdelingen innemen in het Nederlandse vreemdelingenrecht. Zo is deze groep o.m. vrijgesteld van het inburgeringvereiste en hoeft NL niet het meest aangewezen land te zijn i.h.k.v. een verblijfsaanvraag op medische gronden. Die bijzondere positie blijkt ook uit de door eisers aangehaalde Motie Bontenbal. Meer in het bijzonder heeft de minister niet inzichtelijk gemaakt welk gewicht toekomt aan de omstandigheid dat eisers 32 dan wel 25 jaar de Nederlandse nationaliteit hebben gehad en deze onvrijwillig zijn kwijtgeraakt. Ook dient het feit dat er nooit concrete pogingen zijn verricht om eisers uit te zetten en zij dus in zoverre vele jaren zijn gedoogd in het voordeel van eisers mee te wegen in de belangenafweging.

Beroep gegrond.
Rb Amsterdam (mk), NL23.23302, NL23.23307, 11.2.25

Rb: geen 8EVRM Libanese Dreamer, sinds 2012 in NL

Eiseres, geboren op 26 november 2000, met de Libanese nationaliteit, is in Griekenland geboren. Daar had zij, samen met haar ouders, rechtmatig verblijf. De ouders van eiseres zijn op 24 mei 2000 in Griekenland met elkaar getrouwd. In januari 2012 heeft het gezin Griekenland verlaten, in mei 2012 zijn de Griekse verblijfsvergunningen verlopen.

Eiseres heeft op 21 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘humanitair niet-tijdelijk’. Eiseres stelt dat zij hier in Nederland vormende jaren vanaf haar 12-jarige leeftijd tot heden, heeft doorgebracht en dat zij Nederland als haar eigen land ziet. Zij is hier een schoolcarrière begonnen aan de ISK Leeuwarden en is daarna naar het Leeuwarder Lyceum gegaan. Eiseres heeft in 2018 een havo diploma gehaald en in 2020 heeft zij een vwo-diploma behaald. Daarnaast verricht eiseres (vrijwilligers)werk en heeft zij hier haar sociale leven opgebouwd. Eiseres wil heel graag studeren. Eiseres volgt een zelfstudie, omdat zij vanwege haar verblijfsstatus, de opleiding tot maritiem officier in de scheepvaart niet kan doen. Eiseres helpt daarnaast vrienden en bekenden met de administratie en computerprogramma’s en ook helpt zij een gezin met een autistisch kind. Eiseres stelt dan ook dat zij een volwaardige bijdrage aan de maatschappij levert en wenst haar verblijf te regulariseren…..

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de belangen van eiseres in de besluitvorming kenbaar gemotiveerd afgewogen ten opzichte van het belang van de Nederlandse staat. Anders dan eiseres stelt, heeft de minister de verschillende belangen ook in onderlinge samenhang bezien en geconcludeerd dat het belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiseres. De minister heeft ook voldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.

Rb Groningen 24-18867, 10.3.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:3624

Pagina's