De omstandigheid dat eiseres bij haar terugkeer naar Italië hoogzwanger is of een alleenstaande moeder met een pasgeboren kind, maakt dat er sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid als bedoeld in het arrest Ibrahim.
Niet kan worden uitgesloten dat eiseres bij terugkeer naar Italië een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. Uit de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2022 volgt dat statushouders na zes maanden geen recht meer hebben op ondersteuning in de eerste levensbehoeften, dat zij volledig op zichzelf zijn aangewezen bij het zoeken naar huisvesting en dat zij, afhankelijk van de regio, pas na jaren van verblijf en na registratie op een adres in aanmerking komen voor sociale huisvesting en inkomensondersteuning. Uit het meest recente AIDA-rapport over Italië (update 2023) blijkt niet een veel rooskleuriger beeld. …. Gelet op de bijzondere kwetsbaarheid waarin eiseres verkeert, dient te worden voorkomen dat zij in Italië met haar (ongeboren) kind in een toestand van verregaande materiële deprivatie terecht komt. Een belangenafweging op dit punt is daarom noodzakelijk. Nu de minister op grond van artikel 3 van het IVRK gehouden is speciale aandacht te besteden aan de belangen van het kind, is de rechtbank van oordeel dat de onduidelijkheid over de positie van eiseres en haar (ongeboren) kind bij terugkeer naar Italië onvoldoende is gemotiveerd.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande afzien van het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep.
Rb Middelburg NL24.50799, 12.3.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:3854
In juli 2021 concludeerde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat niet deugdelijk gemotiveerd was dat statushouders bij terugkeer naar Griekenland niet in een mensonwaardige situatie terechtkomen waarin zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften. Op verzoek van het Ministerie van Asiel en Migratie is (opnieuw) door het Ministerie van Buitenlandse zaken onderzocht wat de actuele situatie is voor statushouders en terugkerende statushouders in Griekenland. Dit rapport is op 3 september 2024 vastgesteld. Uit dit rapport komt naar voren dat statushouders in Griekenland te maken hebben met grote bureaucratische obstakels. Het verkrijgen en met name het verlengen van documenten om toegang te krijgen tot huisvesting, betaalde arbeid, het ontvangen van sociale uitkeringen of het openen van een bankrekening is vaak lastig. Aangezien de benodigde documenten alleen in Griekenland kunnen worden aangevraagd lopen terugkerende statushouders het risico om bij terugkeer dakloos te worden. Het onderzoek geeft geen aanleiding om de huidige werkwijze ten aanzien van Griekse statushouders inhoudelijk te wijzigen.
Kamerstuk 30573-224, 11.3.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30573-224.html
Eiseres heeft een verblijfsvergunning voor studie gehad die is ingetrokken omdat zij haar studie niet kon voortzetten. Vervolgens heeft zij tevergeefs geprobeerd om een verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst te krijgen. In deze procedure gaat het om haar aanvraag voor verblijf i.h.k.v. arbeid als zelfstandige als docente klassiek ballet en hedendaagse dans. Deze is o.m. afgewezen omdat zij niet beschikt over een mvv en de de redelijke termijn van twee jaar met 24 dagen is overschreden.
In dit geval is sprake van een bijzondere omstandigheid: eiseres heeft haar studie moeten staken vanwege een enkeloperatie en heeft een andere wending aan haar carrière moeten geven. Zij heeft in de twee jaar na de intrekking van haar verblijfsvergunning evenmin stilgezeten. Zo heeft zij heeft geprobeerd haar rechtmatig verblijf te herstellen door verschillende procedures te voeren. …
Eiseres stelt dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste voor haar betekent dat zij haar in Nederland opgebouwde privéleven, sinds haar komst als studente in 2016, (tijdelijk) zal moeten opgeven, terwijl zij "geïntegreerd" is in de Nederlandse samenleving. Verweerder heeft ten onrechte niet beoordeeld of het tegenwerpen van het mvv-vereiste in strijd is met art. 8 EVRM.
Beroep gegrond.
Rb Rotterdam, NL23.3086, 28.2.25
In mijn brief van 18 december 2024 heb ik aangegeven dat ik de taakstelling van € 40 mln. betrek bij mijn ambitie om de onverzekerden problematiek aan te pakken en daarmee deze zorgkosten (onder de SOV) zoveel mogelijk wil voorkomen. Op advies van het CAK zullen de subsidieregeling medisch noodzakelijke aan onverzekerden (SOV) en de regeling onverzekerbare vreemdelingen (OVV) worden samengevoegd tot één wettelijke regeling. ….
De SOV biedt op dit moment een vergoeding van 100% van de hoger gelegen passantentarieven voor alle zorg uit het basispakket, terwijl de OVV een vergoeding biedt van 80% tot 100% van de passantentarieven, afhankelijk van het type zorg en het wel of niet hebben van een overeenkomst met het CAK.
Ik heb aangegeven dat ik bij de uitwerking van de nieuwe regeling rekening wil houden met de inspanningen die sommige zorgaanbieders plegen om naast medische zorg ook andere hulp te bieden aan onverzekerden. Zo hebben op dit moment straatartsen vaak contact met de gemeente om de dakloze persoon te helpen aan een briefadres en een zorgverzekering. Dankzij deze inspanningen wordt de onverzekerdheid verminderd en daarmee ook de zorgkosten die ten laste komen van de SOV. Ik wil verkennen of het uitvoerbaar is om deze zorgaanbieders een hoger vergoedingspercentages te geven, zodat dit werk kan worden voortgezet. Voor zorgaanbieders die uitsluitend zorg bieden vind ik het redelijk om een ander percentage van het passantentarief te vergoeden.
Antwoord kamervraag 1209, 4.2.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1209.html
Eiseres had een asielvergunning, deze is ingetrokken. Ze is dakloos geraakt. In verband met haar zwangerschap heeft ze een aanvraag op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) gedaan. Op grond van artikel 3, derde lid, sub f, van de Rva 2005 heeft eiseres gedurende die tijd recht op opvang. Op 14 mei 2024 is eiseres bevallen van een dochter, waardoor haar rechtmatige verblijf tot 25 juni 2024 liep. Het recht op opvang eindigt vier weken nadat het rechtmatig verblijf is geëindigd, in dit geval op 23 juli 2024….
Eiseres heeft op 29 mei 2024 een aanvraag voor en EU-verblijfsdocument gedaan met als verblijfsdoel verblijf bij haar Nederlandse kind (Chavez-aanvraag). Niet in geschil is het kind van eiseres de Nederlandse nationaliteit heeft….
Het COa heeft terecht overwogen dat verder niet is gebleken van een acute medische noodsituatie die tot gevolg heeft dat opvang moet worden geboden. Daarnaast heeft het kind de Nederlandse nationaliteit waardoor zij buiten de reikwijdte van de Rva 2005 valt. De stelling van eiseres dat het recht op verstrekkingen behoort te worden gecontinueerd nu zij en haar baby geen vast verblijfsadres hebben, doet aan het vorenstaande niet af.
Op welke wijze eiseres en haar minderjarige Nederlandse kind buiten de Rva 2005 om opvang zouden kunnen krijgen, valt buiten de omvang van dit geding, zodat de rechtbank zich daarover niet kan uitlaten.
Het beroep tegen Rb Groningen NL24.13622, 13.12.24 is ongegrond.
RvS 202500191/1/V1, 24.2.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:703
De maatwerkbevoegdheid van DTenV is de afgelopen jaren in circa 900 zaken ingezet. In circa 2% van die gevallen is een ondersteuningspakket overeengekomen die de waarde van het reguliere terugkeerondersteuningsbeleid overstijgt.
Er zijn circa 15 gevallen in beeld waarin € 3.000 of meer is meegegeven aan een vreemdeling in een maatwerkondersteuningspakket. Daarvan zijn de hoogste bedragen: € 17.000, € 9.000 en € 6.000. Ca. 100 van eerdergenoemde 900 vreemdelingen hebben een zgn. VRIS-label (vreemdelingen die zijn verdacht van dan wel veroordeeld voor strafbare feiten). Circa 5 vreemdelingen met een VRIS-label ontvingen bij terugkeer een bedrag tussen de € 3.000 en € 5.000.
Het klopt dat vreemdelingen met criminele antecedenten in beginsel uitgesloten zijn van reguliere terugkeerondersteuning die via IOM, NGO’s en het herintegratieprogramma van Frontex wordt aangeboden. In specifieke gevallen kan DTenV op grond van een brede belangenafweging besluiten deze vreemdelingen wél in aanmerking te laten komen voor maatwerkondersteuning. …. Mijn inzet is een context te creëren waarin de DTenV de maatwerkbevoegdheid vrijwel niet meer nodig heeft. Diverse maatregelen in het regeerprogramma leveren daar naar verwachting een betekenisvolle bijdrage aan.
Antwoord kamervraag 1386, 21.2.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1386.html
Het hoofdgeding is ingeleid met een verzoek om internationale bescherming en de rechtbank is aangezocht om de rechtmatigheid van de afwijzing van dat verzoek te beoordelen. Verzoeker is op 14 november 2024 in bewaring gesteld. De handhaving van deze bewaringsmaatregel op deze grondslag, welke maatregel niet ter toetsing voorligt in het hoofdgeding, is in beginsel afhankelijk van het moment waarop de rechtbank uitspraak doet in het hoofdgeding.
De vragen die de rechtbank voorlegt zien enerzijds op het onderzoeken van het refoulementrisico en met name de wijze waarop de lidstaten de geloofwaardigheid van de verklaringen van een verzoeker om internationale bescherming moeten beoordelen en anderzijds op de omvang van de verplichting van de rechterlijke autoriteit om de naleving van het refoulementverbod ten volle te verzekeren.
De rechtbank acht de beantwoording van de prejudiciële vragen door het Hof noodzakelijk om uitspraak in het hoofdgeding te kunnen doen en de beantwoording heeft aldus een rechtstreekse invloed op de uitkomst van het hoofdgeding en de rechtspositie van verzoeker.
De rechtbank verzoekt het Hof, gelet op de omstandigheid dat verzoeker thans in bewaring wordt gehouden en de rechtbank geen uitspraak in het hoofdgeding kan doen voordat het Hof de vragen van de rechtbank heeft beantwoord, om de vragen van de rechtbank in de spoedprocedure (PPU) te behandelen.
De rechtbank merkt hierbij op dat verweerder meerdere asielzoekers in bewaring houdt van wie de asielmotieven niet geloofwaardig zijn geacht. De rechtbank wordt in al deze procedures voor de vraag gesteld of het gewijzigde en thans toepasselijke beleid, op grond waarvan de geloofwaardigheid van de asielmotieven wordt beoordeeld, verenigbaar is met het Unierecht. De rechtbank acht het noodzakelijk om in al die zaken de beantwoording door het Hof van de prejudiciële vragen van de rechtbank af te wachten en dit heeft rechtstreekse gevolgen voor de duur van de bewaringsmaatregelen.
I Is een nationale werkwijze waarbij … de verklaringen die ten grondslag liggen aan een verzoek om internationale bescherming niet geloofwaardig worden geacht indien de verzoeker deze verklaringen niet volledig kan staven met authentieke en/of objectief verifieerbare documenten en/of objectieve bronnen, verenigbaar met het Unierecht, of dient artikel 4…, aldus te worden uitgelegd dat de beslisautoriteit bij de beoordeling van de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het verzoek om internationale bescherming moet samenwerken met de verzoeker en elk bewijsmiddel en element ter staving van dit verzoek moet betrekken bij het onderzoeken en beoordelen van de beschermingsbehoefte en indien de verzoeker zijn verklaringen voldoende kan staven met bewijsmateriaal of indien de verzoeker voldoet aan de genoemde voorwaarden, zijn verklaringen geen nadere bevestiging behoeven en dus geloofwaardig zijn?
II Dient artikel 46, derde lid, van richtlijn 2013/32, … aldus te worden uitgelegd dat een nationale rechterlijke instantie van eerste aanleg die wordt aangezocht om de rechtmatigheid te toetsen van de ongegrondverklaring van een verzoek om internationale bescherming, verplicht is om zo nodig ambtshalve een volledig en ex nunc onderzoek van zowel de feitelijke als juridische gronden te verrichten, met inbegrip van een onderzoek van de behoefte aan internationale bescherming op basis van de haar ter kennis gebrachte elementen van het dossier, zoals aangevuld of toegelicht na een procedure op tegenspraak?
Rb Roermond NL24.49580 verwijzingsuitspraak, 18.2.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:2170
De inrichting van de afdelingen van het JCS waar vreemdelingen verblijven, is identiek aan de afdelingen waar strafrechtelijk gedetineerden verblijven. In dit opzicht verschilt bewaring dus niet van penitentiaire detentie in het JCS. Maar dit is onvoldoende om te concluderen dat het JCS geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is omdat de beperkingen waaraan vreemdelingen en strafrechtelijk gedetineerden in het JCS worden onderworpen, wel verschillen….
De Afdeling is van oordeel dat de inrichting van het JCS en de beperkingen waaraan vreemdelingen worden onderworpen niet penitentiair van aard zijn en dat het JCS niet enkel daarom geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is. …. De Afdeling is van oordeel dat de beperkingen waaraan vreemdelingen in het JCS worden onderworpen, in onderlinge samenhang bezien, niet verder gaan dan noodzakelijk. Zij geeft wel aan de minister mee dat de beperkte toegang tot het internet een aandachtspunt is, waarvoor de minister binnen een redelijke termijn een oplossing moet bedenken.
Hoger beroep tegen Rb Amsterdam NL25.511, 31.1.25. gegrond.
RvS 202500661/1/V3, 26.2.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:789
De prejudiciële vragen gaan over de verhouding tussen twee strafbaarstellingen die allebei betrekking hebben op verdachten die profiteren van vreemdelingen die illegaal in Nederland (willen) zijn. Het gaat daarbij om de strafbaarstelling van hulp bij illegale binnenkomst of illegaal verblijf (artikel 197a lid 2 Wetboek van Strafrecht (WvSr) en de strafbaarstelling van het tewerkstellen van illegale vreemdelingen (artikel 197b WvSr). De Hoge Raad is van oordeel dat de strafbaarstelling van het tewerkstellen van illegale vreemdelingen geen bijzondere strafbepaling is die voorrang heeft op de algemene strafbepaling van hulp bij illegaal verblijf….
Dit betekent dat een verdachte die illegale vreemdelingen te werk stelt óók kan worden gestraft voor het daarmee helpen van die vreemdelingen bij het verblijf in Nederland.
Hoge Raad 24/03441, 18.2.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2025:228
Sinds 2017, het jaar dat het arrest Chavez-Vilchez werd gewezen, wordt door de IND geregistreerd hoeveel personen een beroep doen op het arrest en hoeveel fraudesignalen er jaarlijks worden opgevoerd. Dat zijn er sinds 2017 afgerond 400. Uitgesplitst per jaar zien de cijfers er als volgt uit: in 2021 waren dat er afgerond 20, in 2022 afgerond 20 en in 2023 afgerond 70. In 2024 zijn er tot en met juni afgerond 240 fraudesignalen geregistreerd. Wanneer een fraudesignaal wordt opgevoerd, staat daarmee overigens niet vast dat er ook daadwerkelijk sprake is van fraude….
Als er twijfel bestaat over de intentie van de erkenning, heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand de mogelijkheid om het opmaken van de akte van erkenning te weigeren. De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken heeft in overleg met de ketenpartners een interne indicatielijst voor schijnerkenningen opgesteld. Van een weigering doet de ambtenaar melding bij de IND. Heeft een erkenning desondanks toch plaatsgevonden, dan kan het OM de rechter verzoeken een erkenning te vernietigen vanwege strijd met de openbare orde. Hiermee kan het belang van het kind bij de erkenning worden gewaarborgd.
In enkele gevallen heeft de IND aangifte gedaan bij het OM. Daarnaast is in het verleden misbruik van recht tegengeworpen in procedures waarin er sterke aanwijzingen waren voor een schijnerkenning. Op basis van het veronderstelde misbruik zijn aanvragen afgewezen. Die aanpak staat echter ter discussie als gevolg van jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Uit deze jurisprudentie volgt dat er eerst vastgesteld moet worden dat er sprake is van een schijnerkenning, binnen de daartoe opgestelde procedures in het familierecht, voordat dit gevolgen kan hebben voor een verleend verblijfsrecht. Er zijn geen zaken bekend waarin het vermoeden van een schijnerkenning achteraf tot beëindiging van het verblijfsrecht heeft geleid.
Antwoord kamervraag 1309, 17.2.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1309.html