Nieuws

Rb: leden MRC Kameroen lopen mogelijk risico bij terugkeer

Naar het oordeel van de rechtbank ondervinden verschillende groepen asielzoekers die terugkeren naar Kameroen problemen. Een van deze groepen zijn asielzoekers die, net als eiser, sympathiseren met de oppositie. Het standpunt van verweerder dat de 41 geïnterviewden in het HRW-rapport die allemaal problemen hebben ondervonden in Kameroen een klein aantal betreffen, kan zonder nadere onderbouwing geen stand houden. Ook verweerders standpunt dat alleen prominente leden van het MRC te vrezen zouden hebben voor een risico voor vervolging kan de rechtbank niet volgen.

Bij deze stand van zaken is het standpunt van verweerder dat eiser bij terugkeer naar Kameroen geen gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege zijn politieke overtuiging dan wel een voorzienbaar risico loopt op ernstige schade, niet houdbaar.

Beroep gegrond. Verweerder zal gelet op het in het arrest S en A beschreven toetsingskader ook nader onderzoek moeten doen naar de algemene context van Kameroen.
Rb Amsterdam NL23.10854, 22.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:17490

Rb: humanitaire situatie Jemen agv conflict beter meewegen

Uit het arrest Sufi en Elmi volgt dat als erbarmelijke humanitaire omstandigheden uitsluitend of zelfs hoofdzakelijk te wijten zijn aan armoede of natuurlijke verschijnselen, zoals droogte, slechts sprake kan zijn van een schending van artikel 3 EVRM in “very exceptional cases where the humanitarian grounds against removal are compelling”. Wanneer natuurlijke verschijnselen echter hebben bijgedragen aan erbarmelijke humanitaire omstandigheden, maar deze voornamelijk zijn te wijten aan directe en indirecte acties van de partijen bij een conflict dan moet de minister beoordelen of een vreemdeling bij terugkeer in staat zal zijn: “to cater for his most basic needs, such as food, hygiene and shelter, his vulnerability to ill-treatment and the prospect of his situation improving within a reasonable time-frame”. Dat heeft de minister in het geval van eiser niet gedaan. Aangezien het Hof van Justitie verder heeft geoordeeld dat artikel 15, aanhef en onder b, van de Kwalificatierichtlijn in wezen overeenkomt met artikel 3 van het EVRM dient bij een ontkennend antwoord niet enkel uitzetting achterwege te blijven, maar komt een vreemdeling in dat geval in beginsel ook voor een verblijfsvergunning asiel in aanmerking.

De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat de humanitaire situatie in Jemen niet voornamelijk is te wijten aan directe en indirecte acties van de partijen bij het conflict. Het betoog van de minister dat uit het AAB Jemen van september 2023 volgt dat de stijgende voedsel- en brandstofprijzen, droogte en overstromingen de belangrijkste oorzaken waren van de humanitaire omstandigheden in Jemen, volgt de rechtbank niet. Bij deze informatie uit het AAB is namelijk geen bron vermeld. …. Zo acht de rechtbank van belang dat uit het AAB Jemen van juli 2019 volgt dat de humanitaire hulp door internationale organisaties in ernstige mate werd bemoeilijkt door het conflict. …. Dit beeld volgt ook uit de nota van 29 september 2023 waarin staat dat de humanitaire situatie in Jemen zorgelijk is en onder andere is te wijten aan de effecten van jarenlange burgeroorlog, massale ontheemding en het dwarsbomen van de toegang tot hulp door de verschillende strijdende partijen. … Verder acht de rechtbank relevant dat in het arrest Sufi en Elmi ook sprake was van droogte net als in Jemen en dat het EHRM desondanks een schending van artikel 3 van het EVRM aannam. Zonder nadere motivering van de minister die ontbreekt, ziet de rechtbank niet in waarom dat dit anders zou zijn voor de situatie in Jemen. Ook op dit punt is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond van eiser slaagt.

Rb Amsterdam NL 24.22899, 25.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:17489

Rb: Khanke-vluchtelingenkamp Irak niet veilig voor Yezidi-meisje - oud landenbeleid toepassen

De minderjarige vreemdeling stelt dat zij vanwege haar behoren tot de Yezidi-bevolkingsgroep een reëel risico op ernstige schade loopt en bij terugkeer de erbarmelijke omstandigheden in het vluchtelingenkamp Khanke in KAR vreest. De minister stelt dat deze omstandigheden niet als relevante elementen kunnen worden aangemerkt en dat zij niet heeft verklaard persoonlijke problemen te hebben ervaren omdat zij Yezidi is. 
De rechtbank oordeelt als volgt. Er is sprake van bijzondere omstandigheden, omdat er nu een zwaardere bewijslast rust op Yezidi-vreemdelingen om hun gestelde vervolgingsvrees aannemelijk te maken. De vreemdeling is hierdoor benadeeld omdat de minister het besluit op 9 juli heeft genomen. Dit nadeel dient niet voor haar rekening en risico te komen, omdat dit volledig buiten haar invloedssfeer ligt. De minister heeft in het bestreden besluit de asielaanvraag ten onrechte aan het nieuwe landenbeleid getoetst. Gelet op dit gebrek wordt het bestreden besluit vernietigd. Dit betekent concreet dat de asielaanvraag in dit specifieke geval getoetst had moeten worden aan het oude landgebonden asielbeleid voor Irak.

Voorts heeft de minister alle individuele omstandigheden van de vreemdeling onvoldoende betrokken. Zo heeft de minister zich niet uitgelaten over of een gezonde ontwikkeling in het vluchtelingenkamp Khanke mogelijk is, gelet op de leefomstandigheden aldaar, haar geslacht, leeftijd en haar positie als Yezidi. Daarnaast is de minister onvoldoende ingegaan op de psychische problemen van de vreemdeling en de beschikbaarheid van zorg. Een Nidos-begeleider heeft toegelicht dat de vreemdeling trauma's heeft. Dat een medisch dossier ontbreekt verzet zich niet tegen het beoordelen van de medische situatie van een amv'er aan de hand van andere stukken. Voorts wordt het verblijf in het vluchtelingenkamp Khanke niet als adequate opvang gezien vanwege de slechte omstandigheden en dreigende sluiting, en heeft de minister geen zorgvuldig onderzoek verricht naar alternatieve opvangmogelijkheden. De minister heeft onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het kind, zoals vereist in het TQ-arrest. 

Beroep gegrond.
Rb Rotterdam, NL24.21425, 24.10.24

Rb: legalisering geboorteakte door ambassade helpt niet bij eerder als vals beoordeeld document

Voor zover het de kopie-geboorteakte betreft, heeft eiser de conclusie van Bureau Documenten niet gemotiveerd bestreden. ….

Voor zover het de op de kopie aangebrachte stempel, dat gebruikt is ter legalisering van de kopie-geboorteakte, en de verklaring van de ambassade betreft, stelt de rechtbank vast dat eiser uitsluitend argumenten heeft aangevoerd waaruit volgt dat eiser bij de ambassade is geweest en daar een stempel en een verklaring heeft gekregen. Dit blijkt ook uit de overgelegde verklaring van de medewerker van [stichting] over het bezoek. Dat dit bezoek heeft plaatsgevonden wordt door de minister echter niet bestreden. De conclusie van Bureau Documenten, dat de stempel en deze verklaring hoogstwaarschijnlijk frauduleus zijn verkregen, is gebaseerd op de motivering dat de aan de kopie ten grondslag liggende geboorteakte hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Eiser heeft niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een contra-expertise, waarom deze conclusies onjuist zijn en de minister daar niet vanuit kon gaan.

De minister mocht gelet op het voorgaande uitgaan van de conclusies van Bureau Documenten en heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van relevante nieuwe elementen of bevindingen.

Rb Arnhem NL24.32742, 24.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:17568

RvS: voor beoordeling asielverzoek onder nieuw landenbeleid is nieuwe aanvraag nodig

De Afdeling heeft bij de beoordeling van het hoger beroep niet het door de minister gewijzigde landenbeleid over Pakistan van 1 juli 2024 betrokken. Daarin heeft de minister journalisten en mensenrechtenverdedigers als risicoprofiel aangemerkt. Voorheen merkte de minister als risicogroep slechts journalisten en mensenrechtenverdedigers aan die significante kritiek hebben geuit op de autoriteiten. Indien de vreemdelingen willen dat het gewijzigde landenbeleid over Pakistan wordt betrokken in de beoordeling of zij recht hebben op asiel, zullen zij daartoe nieuwe aanvragen moeten indienen. Het hoger beroep in deze procedure leent zich daar immers niet voor, omdat de wijziging dateert van na de uitspraak van de rechtbank.

Het hoger beroep tegen Rb Arnhem NL21.7652 en NL21.7653, 14.7.22 is ongegrond.
RvS 202204257/1/V2, 23.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:4245

MvA&M: aantal ingetrokken asielvergunningen

In de afgelopen 5 jaar (1 januari 2020 t/m september 2024) zijn in totaal 910 asielvergunningen ingetrokken.

Vanaf 2022 zijn 60 asielvergunningen ingetrokken omdat de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden; 40 asielvergunningen zijn ingetrokken omdat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is; 30 vanwege het verbreken van het huwelijks- of gezinsleven; 10 vanwege het verplaatsen van het hoofdverblijf en 400 vanwege het vervallen van de verleningsgrond. De verleningsgrond kan bijvoorbeeld vervallen wanneer de vreemdeling terugkeert naar het land van herkomst.

https://open.overheid.nl/documenten/dpc-1bf12a21c746873cfa363b63db7d19374e2f6e7a/pdf, 24.10.24 (vraag 27)

Rb: procedure tegen feitelijke overdracht schort de overdrachtstermijn niet op

De specifiek situaties waarin en de specifieke omstandigheden waaronder de overdrachtstermijn wordt geschorst of mag worden verlengd, zijn limitatief opgesomd in de Dublinverordening. Gelet op de strikte termijnen in de Dublinverordening en de ratio hiervoor, de uitdrukkelijke regeling van de opschortende werking van een rechtsmiddel tot de definitieve beslissing op het bezwaar of beroep en de regeling waarin wordt bepaald in welke twee gevallen de overdrachtstermijn kan worden verlengd, overweegt de rechtbank dat er geen ruimte is om artikelen 27 en 29 van de Dublinverordening aldus uit te leggen dat deze regelingen van overeenkomstige toepassing moeten worden geacht op gevallen die niet door de Uniewetgever zijn voorzien en geregeld in de Dublinverordening….

De nationale regeling waarmee de feitelijke effectuering van een definitief geworden overdrachtsbesluit, al dan niet tijdelijk, kan worden voorkomen, kan, naar het oordeel van de rechtbank, de overdrachtstermijn die in de Dublinverordening is neergelegd, niet schorsen, stuiten en/of verlengen…. De procedurele autonomie die de Uniewetgever aan de lidstaten toekent om te voorzien in een rechtsmiddelenregeling die schorsende werking moet kennen om het rechtsmiddel effectief te maken, strekt niet zo ver dat de overdrachtstermijn op andere wijze dan zoals uitdrukkelijk bepaald in de Dublinverordening kan worden verlengd.

Rb Roermond NL24.10864 en NL24.10885, 21.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:17216

MvA&M: geëffectueerde Dublin-overdrachten

Jaar waarin claim is verzonden

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal aantal ingediende claims

7.400

7.020

9.690

11.440

6.840

Ontvangen claim akkoorden

4.570

4.490

6.960

7.960

4.400

Waarvan geeffectueerde verdrachten

1.400

1.010

1.460

2.320

780

https://open.overheid.nl/documenten/dpc-1bf12a21c746873cfa363b63db7d19374e2f6e7a/pdf, 24.10.24, vraag 93

Rb nav Changu-arrest: uitgeprocedeerde asielzoeker kan terecht in BBB

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen reden bestaat om aan het terugkeerbesluit geen uitvoering te geven. Het terugkeerbesluit staat in rechte vast. Dit betekent ook dat het COA de opvang van verzoeker heeft mogen beëindigen.

Het beroep op het arrest van het Hof van Justitie slaagt niet, omdat niet is gebleken dat DT&V niet in staat is om verzoeker te verwijderen. Daarnaast bestaat de zogenoemde bed, bad brood-regeling waardoor uitgeprocedeerde asielzoekers niet op straat belanden. Er is daarom niet gebleken dat verzoeker in een situatie van zeer verregaande materiele deprivatie komt te verkeren.

Rb Utrecht AWB 24/16206, 15.10.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:16721

Rb: geen zicht uitzetting Libië

De minister stelt dat DT&V heeft laten weten dat de samenwerking met de consul van Libië erg goed is. Er is in 2024 een vreemdeling gedwongen teruggekeerd. Volgens de minister werken de Libische autoriteiten al langere tijd goed mee aan nationaliteitsvaststellingen en het verstrekken van laissez passers (lp). De minister stelt dat Libische onderdanen gedwongen kunnen terugkeren met een door de marechaussee te begeleiden vlucht, via Istanbul naar Libië. De door de Libische autoriteiten afgegeven lp’s kunnen, indien de vreemdeling beschikbaar is, daarom weer tot uitzetting leiden. Verder heeft de minister de volgende cijfers overlegd:

 

2022

2023

jan t/m aug 2024

LP indieningen gedocumenteerden

6

2

8

LP indieningen ongedocumenteerden

8

12

9

LP verstrekkingen gedocumenteerd

0

1

8

LP verstrekkingen ongedocumenteerd

0

2

1

Gedwongen uitzettingen gedocumenteerd

0

0

1

Gedwongen uitzettingen ongedocumenterd

0

0

0

De rechtbank overweegt als volgt. Uit de door de minister overgelegde informatie blijkt dat Libië aan ongedocumenteerde vreemdelingen in 2023 twee lp’s en in 2024 één lp heeft afgegeven. In de afgelopen drie jaar heeft er één uitzetting van een gedocumenteerde vreemdeling en helemaal geen uitzettingen van ongedocumenteerde vreemdelingen plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat deze gegevens onvoldoende aanknopingspunten vormen om te kunnen vaststellen dat er in het algemeen weer zicht is op uitzetting naar Libië. … Ook de omstandigheid dat er in dit geval een kopie van een geboorteakte aanwezig is, is onvoldoende voor het oordeel dat in het geval van eiser wel weer zicht is op uitzetting.

Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig.
Rb Utrecht NL24.35894, 27.9.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:16334

Pagina's