Besluit: einde verblijf EU-burger want te weinig gewerkt en geen bewijsbaar inkomen

De SvV&J stelt vast dat het verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan van een Poolse EU-burger en haar minderjarige zoon is geëindigd. De SvV&J heeft onderzoek ingesteld n.a.v. een melding van de gemeente Arnhem dat zij een bijstandsuitkering ontvangt.

De Poolse staat sinds 2008 ingeschreven in het BRP. In 2014 heeft zij 1,5 mnd rechtmatig verblijf gehad als werknemer. Vervolgens heeft zij nog 6 maanden rechtmatig verblijf gehad als werkzoekende. De arbeid die is verricht in de overige periodes voldoet niet aan de vereisten van "reële en daadwerkelijke arbeid". De Poolse heeft niet een jaar reële en daadwerkelijke arbeid verricht en niet aangetoond dat zij een reële kans heeft op werk. Ook is niet gebleken dat zij voldoende middelen heeft gehad om van te leven. Dat B in haar levensonderhoud heeft voorzien, is niet aangetoond. Zij heeft aldus ook geen verblijf als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan gehad.

Met de beëindiging wordt het recht op eerbiediging van het gezinsleven a.b.i. art. 8 EVRM niet geschonden, nu tevens het verblijfsrecht van de zoon is geëindigd. De inmenging in het gezinsleven van de zoon met zijn vader is gerechtvaardigd. Vertrekplicht binnen vier weken. Tegen deze beschikking staat bezwaar open dat in Nederland mag worden afgewacht.

Staatssecretaris van V&J, xxx – Besluit, 29.2.16