Nieuws

Rb: faciliteren toegang telefoon ivm asielbewijs

De Algerijnse vreemdeling heeft aan zijn derde opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is, een half jaar in Spanje heeft gewoond en daar een relatie met een man heeft gehad. Hij stelt vanwege zijn geaardheid door vrienden en familieleden met de dood te worden bedreigd. De minister acht zijn homoseksualiteit niet geloofwaardig en stelt dat de vreemdeling voldoende tijd heeft gehad om zijn asielrelaas te onderbouwen.

De rechtbank oordeelt als volgt. De minister heeft niet voldaan aan de samenwerkingsplicht. De vreemdeling stelt bewijsstukken op zijn telefoon te hebben die zijn seksuele geaardheid onderbouwen. Dat zijn homoseksuele geaardheid niet of in zeer beperkte mate met bewijsstukken te onderbouwen is wordt niet gevolgd. Bewijsstukken uit een telefoon zijn niet per definitie ondergeschikt aan verklaringen. Het lukt de vreemdeling niet zijn telefoon uit te laten lezen zodat hij de verzamelde bewijsstukken kan overleggen. VluchtelingenWerk Nederland zou hierbij helpen maar er is niemand kopen opdagen. Nu de vreemdeling zich in de macht van de minister bevindt omdat hij in bewaring zit en geen toegang tot zijn telefoon heeft, ligt het op de weg van de minister om de vreemdeling bij het uitlezen te helpen. Het standpunt van de minister dat de vreemdeling ruimschoots de gelegenheid heeft gehad zijn asielrelaas te onderbouwen omdat hij al twee jaar in Nederland is, treft geen doel. De vreemdeling stelt niet dat hij geen tijd heeft gehad, maar dat hij zijn relaas kan onderbouwen met stukken op zijn telefoon waar hij geen toegang toe heeft.

Beroep gegrond.
Rb Amsterdam, NL24.45135, 15.1.25

RvS: uitlezen mobiele telefoon ikv grensdetentie mag niet

Anders dan de MvA&M stelt, biedt art. 55 lid 2 Vw 2000 onvoldoende grondslag om mobiele telefoons van vreemdelingen zonder hun toestemming te onderzoeken.
In de processen-verbaal staat dat de vreemdelingen en hun bagage o.g.v. art 55 lid 2 en 3 Vw 2000 zijn onderzocht om reis- of identiteitspapieren, documenten of bescheiden te vinden die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de asielaanvragen. Er werd op de mobiele telefoons niet gezocht naar gegevens die relevant waren voor de grensdetentie en het onderzoek aan de mobiele telefoons was ook niet afhankelijk van het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregelen. Dit betekent dat het onderzoek aan de mobiele telefoons geen gevolgen kan hebben voor de rechtmatigheid van de grensdetentie.

Hoger beroep tegen Rb Haarlem NL24.15780, NL24.15781 en NL24.15782, 23.4.24 gegrond
RvS BRS.24.000162, 22.1.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:132

RvS en Rb over regime in Grensdetentie

RvS: tijdelijk strenger regime maakt Grensdetentie Schiphol niet onrechtmatig

Door het personeelstekort van het JCS werden vreemdelingen ten tijde van de uitspraak van de rechtbank in hun cel ingesloten tussen 16.30 uur en 08.00 uur. Onder normale omstandigheden worden zij in hun cel ingesloten tussen 21.30 uur en 07.30 uur. De minister heeft op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat strafrechtelijk gedetineerden iedere dag langer in hun cel worden ingesloten dan vreemdelingen die in grensdetentie zijn geplaatst, ook onder de omstandigheden voor vreemdelingen ten tijde van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdelingen krijgen drie maaltijden per dag, die volgens de vreemdeling, anders dan gebruikelijk, in de cel moeten worden genuttigd. Vreemdelingen mogen, ook anders dan gebruikelijk, maximaal een uur per dag naar buiten.

De Afdeling is van oordeel dat het JCS ook onder de detentieomstandigheden voor vreemdelingen ten tijde van de uitspraak van de rechtbank een gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is. Voor dit oordeel is van doorslaggevend belang dat vreemdelingen in grensdetentie en strafrechtelijk gedetineerden in het JCS strikt worden gescheiden en dat de regels voor de tenuitvoerlegging van grensdetentie verschillen van die voor strafrechtelijke detentie. Daarnaast is het gedeelte van het JCS waarin grensdetentie plaatsvindt, specifiek ingericht voor de behandeling van de asielprocedure en de bijstand die vreemdelingen daarbij nodig hebben. De Afdeling betrekt ook bij haar oordeel dat vreemdelingen in grensdetentie, ook ten tijde van de uitspraak van de rechtbank, minder uren per dag in hun cel ingesloten werden dan strafrechtelijk gedetineerden. Het is de Afdeling verder niet gebleken dat de beperkingen waaraan vreemdelingen in het JCS ten tijde van de uitspraak van de rechtbank werden onderworpen, verder gaan dan strikt noodzakelijk is of dat de minister niet zoveel mogelijk voorkomt dat vreemdelingendetentie in het JCS gelijkstaat aan strafrechtelijke detentie. Dat het personeel van het JCS zowel bij vreemdelingendetentie als bij strafrechtelijke detentie wordt ingezet, is naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende voor de conclusie dat het JCS niet langer als gespecialiseerde bewaringsaccommodatie kan worden aangemerkt. De grief van de minister slaagt.

Het hoger beroep tegen Rb Amsterdam NL24.47085, 11.12.24 is gegrond.
RvS 202407479/1/V3, 29.1.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:258

 


Rb: Detentiecentrum Schiphol onvoldoende afwijkend van strafdetentie (met fotos)

De zaak gaat over de vraag of JCS een gespecialiseerde inrichting is als bedoeld in artikel 10, eerste lid van de Opvangrichtlijn. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank dat dit niet het geval is en dat de detentie daardoor van meet af aan onrechtmatig is.

De rechtbank heeft qua organisatorische en operationele regeling veel beperkingen en omstandigheden geconstateerd die een penitentiair karakter dragen: het van 22:00 – 08:00 uur insluiten op cel, het verplicht gebruik maken van een tweepersoonscel, het beperken van de mogelijkheid om te luchten, verplicht onder begeleiding naar vertrekken buiten de afdeling waarbij steeds langs gesloten deuren moet worden gegaan, standaard langs een detectiepoort na contact met anderen buiten de afdeling, beperkt gebruik van eigen mobiele telefoon, beperkte toegang tot internet en in het hele gebouw – de cellen uitgezonderd – zichtbare bewakingscamera’s, ook op de luchtplaats en de ruimte waar de vreemdeling bezoek kan ontvangen.

Daar staat tegenover dat de penitentiair inrichtingswerkers toegerust zijn op hun taak en, binnen hun mogelijkheden, proberen er voor de vreemdeling wat van te maken. Voorts staan een aantal ontspanningsmogelijkheden voor de vreemdeling ter beschikking. Bij een aantal van deze mogelijkheden moet de vreemdeling wel eerst verplicht langs de penitentiair inrichtingswerker voor hulp, zoals bijvoorbeeld het open maken van de vrieskast of het uitlenen van kookspullen of een muziekinstrument. Bij een wat langer durend verblijf op Schiphol zijn de recreatiemogelijkheden naar het oordeel van de rechtbank al snel schraal te noemen. Verder wordt de vreemdeling in beginsel niet begrensd in de mogelijkheden om bezoek te ontvangen. Wel moet er een penitentiair inrichtingswerker beschikbaar zijn om de vreemdeling naar de bezoekersruimte geleiden. En moet, zoals gezegd, er langs vele gesloten deuren en bij terugkeer de detectiepoort worden gegaan.

Hieruit volgt dat JCS niet als een gespecialiseerde inrichting kan worden beschouwd. Eisers bewaring is daarom van meet af aan onrechtmatig. Dat de Afdeling in de uitspaak van 29 januari 2025 wel concludeert dat sprake is van een gespecialiseerde inrichting, doet – gelet op de bevindingen uit de schouw - aan het voorgaande niet af.

Rb Amsterdam NL25.511, 31.1.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:1161

MvSZW: hogere boetes bij illegale tewerkstelling

De Nederlandse Arbeidsinspectie kan vanaf 1 februari boetes opleggen van tussen de € 2250 en € 11.250 per arbeidskracht bij illegale tewerkstelling. Tot voor kort was de standaardboete voor het overtreden van de Wet arbeid vreemdelingen € 8000 per illegaal tewerkgestelde arbeidskracht. De Raad van State stelt in een uitspraak dat er meer rekening moet worden gehouden met de mate van verwijtbaarheid, zodat een werkgever die opzettelijk de wet overtreedt een hogere boete krijgt dan een werkgever die eenmalig en niet opzettelijk dezelfde overtreding begaat. De boete zal daarnaast worden verhoogd als de overtreding gepaard gaat met misstanden zoals slechte arbeidsvoorwaarden, slechte huisvesting en het innemen van paspoorten van de arbeidsmigranten.

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2025/01/29/hogere-boetes-bij-illegale-arbeid, 29.1.25

RvS: ID-controle bij synagoge toegestaan ivm dreiging Joodse instellingen

Uit het proces-verbaal blijkt dat de staandehouding heeft plaatsgevonden tijdens een algehele surveillance. De verbalisanten zagen de vreemdeling opvallend heen en weer lopen voor een synagoge. De zinsnede "Ambtshalve is ons bekend dat er in de huidige situatie in de wereld hier een dreiging op kan staan.", geeft er blijk van dat de verbalisanten het gedrag van de vreemdeling vervolgens hebben uitgelegd in het licht van de actuele maatschappelijke context. Die context ziet, zoals de minister uitlegt in zijn hogerberoepschrift, op verhoogde alertheid in het kader van dreiging in de richting van onder meer Joodse instellingen. Onder die omstandigheden betoogt de minister terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat uit de informatie in het proces-verbaal, ook zonder een nadere concretisering van de waargenomen gedragingen, voldoende blijkt dat sprake was van een niet-vreemdelingenrechtelijke staandehouding. Dat betekent dat de bewaringsrechter zich niet kan uitlaten over de rechtmatigheid van de staandehouding.

Het hoger beroep tegen Rb Utrecht NL24.3997 en NL24.4723, 13.2.24  is gegrond.
RvS 202401119/1/V3, 28.1.25
ECLI:NL:RVS:2025:275

Rb: geen grensdetentie bij controle aan binnengrens

Het HvJ EU heeft in het arrest Arib geoordeeld dat uit de Schengengrenscode “volgt dat een binnengrens waar een lidstaat krachtens artikel 25 van deze code toezicht heeft heringevoerd, niet gelijkstaat met een buitengrens in de zin van deze code”. Ook heeft het HvJ EU in dit arrest geoordeeld dat artikel 32 van de Schengengrenscode aldus moet worden uitgelegd dat “dit artikel niet van toepassing is op de situatie waarin een derdelander vlak bij een binnengrens is aangehouden en illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft en dat dit zelfs geldt wanneer deze lidstaat krachtens artikel 25 [van de Schengengrenscode] het toezicht aan deze grens heeft heringevoerd […]”.

De rechtbank is met eiser van oordeel dat dit arrest Arib niet anders kan worden uitgelegd dan dat het herinvoeren van toezicht aan een binnengrens niet de bevoegdheid creëert om aan een reeds op het grondgebied van een lidstaat verblijvende illegale vreemdeling alsnog de toegang tot het grondgebied van de lidstaten te weigeren, als ware het een buitengrens. Uit het arrest Arib volgt dat dergelijke vreemdelingen onder de Terugkeerrichtlijn vallen, hetgeen betekent dat op hen de terugkeerprocedure zoals omschreven in deze richtlijn moet worden toegepast.

De toegangsweigering is reeds hierom onrechtmatig.
Rb den Haag NL25.443, 15.1.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:675

Rb: zorgsysteem Ghana gratis voor ouderen

Uit openbare informatie is gebleken dat vrijstelling kan worden aangevraagd voor de zorgpremie. Bovendien is uit openbare informatie gebleken dat er ondersteuningsprogramma’s bestaan voor ouderen en kwetsbaren, zoals LEAPP. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij hier in het geheel niet voor in aanmerking zou kunnen komen en bovendien zal eiseres binnen afzienbare tijd de leeftijd van 65 halen, die noodzakelijk is voor het in aanmerking komen van dergelijke programma’s.

De verwijzing naar de website www.levensonderhoud.com kan niet bijdragen aan enige onderbouwing, nu de informatie op deze website en de bronnen die daaraan ten grondslag liggen niet zijn geverifieerd.

Rb den Haag NL22.22748, 16.1.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:437

Rb: vestigingsmogelijkheden Mogadishu

De rechtbank leidt uit het Algemeen Ambtsbericht af dat het beschikken over een sociaal netwerk, relevant is voor de beoordeling of iemand veilig terug kan keren naar Somalie. Verweerder heeft nagelaten te beoordelen of het ontbreken van een sociaal netwerk in het geval van eiser leidt tot een reëel risico op ernstige schade. Ook heeft verweerder onvoldoende in samenhang daarmee betrokken dat eiser langdurig buiten Somalië heeft verbleven. De beoordeling van verweerder in het bestreden besluit is derhalve niet volledig. Eiser heeft onweersproken gesteld dat niet iedereen door de eigen clan zal worden beschermd; dat is vooral afhankelijk van iemands connecties en eiser heeft gesteld dat hij deze niet heeft. Niet in geschil is dat hij na zijn vijfde levensjaar niet meer in Somalië heeft verbleven. Verweerder heeft zich niet op het standpunt gesteld dat eiser een sociaal netwerk heeft in Somalië en ook anderszins is niet gebleken dat eiser in Somalië een netwerk heeft waarop hij kan terugvallen. Daar komt bij dat uit het bestreden besluit niet is gebleken dat verweerder er rekening mee heeft gehouden dat eiser op dit moment minderjarig is. Zoals eiser heeft aangevoerd zal hij zich daarom bij terugkeer naar Somalië moeilijk staande kunnen houden.

Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat van eiser kan worden verwacht dat hij zich ondanks ontbreken van sociale banden en nadat hij langdurig buiten Somalië heeft verbleven, in Somalië vestigt.

Het beroep is gezien het voorgaande gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

Rb Middelburg NL24.36332, 16.1.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:570

RvS: geen risico in Libië ondanks lang verblijf in EU en donkere huidskleur

Volgens het Algemeen Ambtsbericht Libië van september 2021 (AA 2021) wantrouwen milities personen die langdurig in het buitenland hebben verbleven en houden zij databases bij van personen die het land hebben verlaten.

Naar het oordeel van de Afdeling is het langdurige verblijf in het buitenland in het geval van de vreemdeling onvoldoende om aan te nemen dat hij bij terugkeer een gegronde vrees heeft voor vervolging. Uit het AA 2021 volgt namelijk dat personen die langdurig in het buitenland hebben verbleven, worden gewantrouwd, omdat hun vertrek in verband wordt gebracht met het ondermijnen van de revolutie in 2011 en loyaliteit aan Gaddafi. De minister wijst erop dat de vreemdeling Libië in 2004, ruim voor 2011, heeft verlaten, zodat er geen reden is om aan te nemen dat milities hem door zijn langdurig verblijf in het buitenland in verband brengen met het ondermijnen van de revolutie in 2011. De Afdeling acht tot slot van belang de verwijzing van de minister naar het AA 2023, blz. 72, waarin staat dat een bron aangaf niet bekend te zijn met Libiërs die terugkeerden naar Libië en die bij aankomst werden gearresteerd.

In Algemeen Ambtsbericht Libië van april 2019 (AA 2019) staat dat plaatselijke machthebbers, mensensmokkelaars en criminele bendes, mensen met een donkere huidskleur, onder wie veel migranten uit Sub-Saharalanden, in de verslagperiode vaak willekeurig in detentie plaatsten. Hierbij was sprake van stelselmatige marteling, geweld, verkrachting en moord. Hoewel uit het AA 2023 volgt dat Tawergha’s door hun donkere huidskleur nog steeds te maken krijgen met discriminatie, volgt de Afdeling de minister in zijn standpunt dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij wegens zijn donkere huidskleur zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden, dat hij onmogelijk kan functioneren op maatschappelijk en sociaal gebied en daardoor sprake is van vervolging. Uit de ambtsberichten volgt niet dat milities Tawergha’s, of mensen met een donkere huidskleur in het algemeen, zodanig vaak in detentie plaatsen, dat iedere Tawergha een gegronde vrees voor vervolging heeft. Dat in het AA 2023, blz. 62, staat dat leden van stammen die als Gaddafi-loyalisten worden beschouwd, buiten het veilige stamgebied het risico lopen om gearresteerd te worden, laat onverlet dat uit de ambtsberichten niet volgt dat dit zodanig veel voorkomt dat alle mensen met een donkere huidskleur, of Tawergha’s in het bijzonder, te maken hebben met systematische vervolging.

Kortom, de vreemdeling betoogt tevergeefs dat zijn langdurige verblijf in het buitenland, zijn donkere huidskleur en de plaats waar hij vandaan komt, een gegronde vrees voor vervolging meebrengen.

Hoger beroep tegen Rb Amsterdam NL21.11994, 12.4.22, gegrond.
RvS 202202825/1/V1 21.1.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:182

RvS: risico vrouwelijke genitale verminking Guinee Bissau

De rechtbank heeft niet onderkend dat de minister de relevante landeninformatie onvoldoende kenbaar in onderlinge samenhang met de verschillende relevante factoren bij zijn standpunt heeft betrokken. De vreemdeling heeft verwezen naar het rapport ‘28 Too Many’ van februari 2020, waaruit blijkt dat 95% van de moslimvrouwen in Guinee-Bissau is besneden. De minister heeft in dit verband ten onrechte volstaan met het standpunt dat onduidelijk is of de vreemdeling moslim is en dat onbekend is hoe de familie denkt over besnijdenis. De minister erkent namelijk dat religie vaak overgaat op kinderen, terwijl de leden van zowel de stam van de vader, de Fula, als die van de moeder, de Mandinga, bijna allen moslim zijn en ook de tante heeft verklaard in het nader gehoor dat zijzelf moslim is. Verder heeft de rechtbank weliswaar terecht overwogen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij afkomstig is van het platteland, maar in het in hoger beroep door de vreemdeling over haar situatie ingebrachte rapport van dr. M.J. Middelburg wordt benadrukt dat niet de afkomst maar de etniciteit de belangrijkste factor is in de prevalentie van vrouwenbesnijdenis in Guinee-Bissau. Volgens het rapport blijkt uit de meest recente gegevens dat vrouwenbesnijdenis een bijna universele praktijk is binnen zowel de etnische groep van de vader als die van de moeder van de vreemdeling. De minister weerlegt dat in zijn reactie niet. Daarbij is ook van belang dat in het rapport wordt gesteld dat besnijdenis in Guinee-Bissau meestal plaatsvindt in de leeftijdscategorie van de vreemdeling. De eerste grief slaagt.

Het hoger beroep Tegen Rb Middelburg NL21.12794, 26.9.22 is gegrond.
RvS 202206034/1/V2, 24.1.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:243

Pagina's