CRvB: alsnog bijstand voor periode vóór Chavez-status

Appellante woont sinds 2008 in Nederland. Haar zoon is geboren [in] 2015 en heeft sinds de erkenning door zijn vader op 10 februari 2015 de Nederlandse nationaliteit.

Bij besluit van 14 maart 2016 heeft het college de aanvraag van appellante om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) afgewezen op de grond dat zij niet beschikt over een verblijfstitel op grond waarvan recht op bijstand bestaat. Tevens is aan haar zoon vanaf 11 januari 2016 bijstand toegekend gelijk aan de bijstandsnorm voor een 18- tot 20-jarige (kinderbijstand). Bij besluit van 24 mei 2016 heeft het college aan de zoon over de periode van 2 maart 2016 tot en met 28 februari 2017 bijzondere bijstand toegekend voor de woonkosten ten bedrage van € 425,- per maand.

Bij besluit van 26 juli 2017 is appellante een verblijfsvergunning verleend als familie- of gezinslid bij naar zoon, geldig van 26 juli 2017 tot en met 25 juli 2022......

Bij besluit van 5 september 2019 heeft het aan appellante over de periode van 11 januari 2016 tot 26 juli 2017 bijstand toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder. Bij de na te betalen bijstand heeft het college rekening gehouden met het door appellanten in eerder ontvangen bedrag aan leefgeld,  kinderbijstand en bijzondere bijstand voor de woonkosten.

CRvB 19/3469 PW, 29.9.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2020:2443