CRvB: geen bijstand voor Chavez-vader, ook niet in bezwaarfase, wel recht op werk

Het college heeft volgens vaste rechtspraak een eigen verantwoordelijkheid om het rechtstreeks werkende Unierecht toe te passen en moet dus onderzoeken of appellant aan het Unierecht een verblijfsrecht hier te lande kan ontlenen. Hoewel het de primaire verantwoordelijkheid van de staatssecretaris is om te beoordelen of een vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, ligt het op de weg van het college om aan de hand van de door appellant te verstrekken informatie, in overleg met de staatssecretaris, te onderzoeken of appellant aan artikel 20 van het VWEU een verblijfsrecht kan ontlenen. Dit is slechts anders als de staatssecretaris in een besluit heeft vastgesteld dat een betrokkene in de te beoordelen periode geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht en dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden.…

De Raad is van oordeel dat in de te beoordelen periode geen sprake was van een afhankelijkheidsrelatie. Hierbij acht de Raad van belang dat de kinderen vanaf hun geboorte bij hun moeder wonen, die het ouderlijk gezag heeft. De moeder heeft altijd de daadwerkelijke dagelijkse verzorging aan de kinderen verleend. Appellant had in ieder geval in de te beoordelen periode geen ouderlijk gezag en droeg financieel niet bij aan de zorg voor zijn kinderen. Hij heeft na de geboorte van de kinderen weinig contact met hen gehad. Aangenomen kan worden dat de wettelijke, financiële en affectieve last van de kinderen bij de moeder berustte. … Dit alles overziende is de Raad van oordeel dat appellant in de te beoordelen periode aan artikel 20 van het VWEU geen afgeleid verblijfsrecht kon ontlenen….

Die uitleg doet verder geen afbreuk aan de nuttige werking van artikel 20 van het VWEU. Aan appellant waren in de hier te beoordelen periodes anders dan bij wijze van bijstand op grond van de PW voorzieningen verstrekt en het verrichten van arbeid stond hem vrij. Daardoor was appellant door het ontbreken van bijstand niet feitelijk gedwongen het grondgebied van de Unie te verlaten.

Daarnaast valt uit de rechtspraak van het Hof niet op te maken dat een recht op bijstand deel uit moet maken van de door artikel 20 van het VWEU gewaarborgde rechten. De weigering om bijstand toe te kennen komt dan ook in beginsel niet in strijd met artikel 20 van het VWEU.

CRvB 21/1583 PW, 25.2.25 tegen Rb Utrecht 20/3837, 9.4.21
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2025:454

idem CRvB 20/997 PW, 25.2.25 tegen Rb Utrecht 19/277, 28.1.20
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2025:456

idem CRvB 21/1692 PW, 25.2.25 tegen Rb Utrecht 20/2432, 20/2433, 21/1287, 21/1331 en 21/1332, 30.4.21
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2025:455