EHRM: 8EVRM schending bij uitzetting 83jr Iraanse man, 50jr in Zwitserland, strafblad

Klager, geboren in 1940 (83 jaar) in Iran verblijft al meer dan 50 jaar in Zwitserland. Hij heeft een verblijfsvergunning voor gezinshereniging gekregen in 1969 vervolgens een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in 1979. Tussen 1988 en 2004 is hij veroordeeld voor verschillende ernstige strafrechtelijke feiten. Een uitzettingsbevel is uitgevaardigd in 1999 welke bindend werd op 1 januari 2002 en hij is ongewenst verklaard voor de duur van vijf jaar. In 2000, 2003 en 2011 is klager zonder succes 'gevraagd' om Zwitserland te verlaten. In mei 2008 en in 2015 heeft klager gevraagd om opheffing van de ongewenstverklaring en heeft hij een aanvraag ingediend voor verblijf als gepensioneerde. De hoogste rechter heeft de weigering bekrachtigd in oktober 2018. Op 11 december 2018 is hem opnieuw bevolen het land te verlaten.

Er is geen sprake van gezinsleven tussen klager en zijn twee volwassen zoons. Hij is gescheiden in 1989. Er is geen sprake van afhankelijkheid ondanks zijn hoge leeftijd. Er is wel sprake van privé-leven. Gelet op de ernstige strafrechtelijke veroordelingen accepteert het Hof dat de Zwitserse autoriteiten een belang hebben bij de uitzetting van klager. Het is twijfelachtig of de Zwitserse staat alle mogelijk stappen heeft ondernomen om klagers paspoort te verkrijgen om hem uit te zetten. Het grootste deel van zijn leven heeft hij in Zwitserland verbleven, hij heeft twee zonen en vijf kleinkinderen in Zwitserland. Hij heeft gewerkt en is geïntegreerd in Zwitserland en heeft recht op pensioen. Ondanks dat hij financieel onafhankelijk is en geen grote medische problemen ondervindt is terugkeer naar Iran een ingrijpende onderneming. Deze feiten en het feit dat hij sinds 2005 geen strafrechtelijk overtredingen heeft begaan en de onvoldoende pogingen van de nationale autoriteiten in twintig jaar om hem uit te zetten, zijn onvoldoende meegewogen door de nationale autoriteiten. De hoogste rechter heeft geen volle toets gehanteerd. Een te groot gewicht is gelegd op het publieke belang bij het weigeren van een verblijfvergunning voor gepensioneerden.

Het Hof oordeelt unaniem dat art. 8 EVRM is geschonden en met 6 stemmen tegen 1 dat de geconstateerde schending een rechtvaardigde genoegdoening is voor de geleden morele schade.
EHRM 21768/19 Ghadamiane - Zwitserland , 9.5.23
https://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-224558