HvJ EU: non-refoulementscheck verplicht bij oud niet-betwist terugkeerbesluit

De vreemdeling is niet tegen de uitvaardiging van het terugkeerbesluit, dat is opgelegd bij de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag, in beroep gegaan. Hij heeft een opvolgende aanvraag ingediend, die hij later heeft ingetrokken. Door de intrekking is het oorspronkelijke terugkeerbesluit van rechtswege opnieuw in werking getreden zonder dat de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit is getoetst door de rechter.  Op 6 mei 2025 heeft de rechtbank prejudiciële vragen gesteld aan het Hof.

Het Hof overweegt als volgt. Wanneer er zwaarwegende en op feiten berustende redenen zijn om aan te nemen dat een illegaal verblijvende derdelander in het land van bestemming zal worden blootgesteld aan een reëel risico op behandelingen die door het Handvest worden verboden, kan tegen die derdelander geen verwijderingsmaatregel worden uitgevaardigd zolang de risico duurt. Hetzelfde geldt voor een vreemdeling tegen wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, dat deze niet heeft betwist en dat dus niet definitief is geworden. Gelet op het belang van het recht op vrijheid en de ernst van de inmenging in dat recht, moet worden geoordeeld dat artikelen 5 en 15 Terugkeerrichtlijn, in samenhang met artikelen 6, 19 lid 2 en 47 van het Handvest, aldus moeten worden uitgelegd dat de rechterlijke autoriteit die toezicht houdt op de inbewaringstelling of de voortzetting van de bewaring van een illegaal verblijvende derdelander, zich er zo nodig ambtshalve van moet vergewissen dat het beginsel van non-refoulement zich niet verzet tegen de verwijdering van die derdelander. Van de vreemdeling kan dus niet worden verlangd dat hij een asielverzoek indient teneinde de eerbiediging van het refoulementbeginsel te kunnen doen gelden.  

Ten aanzien van de tweede vraag, wordt geoordeeld dat artikel 5 en 15 Terugkeerrichtlijn, in samenhang met artikelen 6, 7, 24 lid 2 en 47 van het Handvest, aldus moet worden uitgelegd dat een nationale rechter die de rechtmatigheid toetst van de inbewaringstelling van een illegaal verblijvende derdelander met het oog op diens verwijdering ter uitvoering van een definitief terugkeerbesluit, verplicht is om zich – zo nodig ambtshalve – na te gaan of het belang van het kind en gezinsleven zich verzetten tegen die verwijdering.

HvJEU C-313/25 (Adrar), 4.9.25
ECLI:EU:C:2025:647
https://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=C-313/25