Uit de Dublinverordenin volgt ondubbelzinnig dat alleen systeemfouten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen, een overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat onmogelijk maken. Deze bepaling formuleert dus twee cumulatieve voorwaarden. Aan de eerste voorwaarde, betreffende het bestaan van systeemfouten, is voldaan wanneer de betrokken tekortkomingen voortduren en zij, in het algemeen, betrekking hebben op de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Deze tekortkomingen moeten bovendien een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, waarbij sprake is van zeer verregaande materiële deprivatie in de zin van het Jawo-arrest (ECLI:EU:C:2019:218). Aan de tweede voorwaarde, namelijk het bestaan van een risico op een dergelijke behandeling, is voldaan wanneer de systeemfouten een risico inhouden dat de betrokkene wordt blootgesteld aan behandelingen in strijd met artikel 4 Hv (X. T. Nederland, ECLI:EU:C:2024:195).
Het bestaan van systeemfouten kan niet enkel worden afgeleid uit het enkele feit dat de verantwoordelijke lidstaat de opschorting heeft aangekondigd van alle overdrachten naar zijn grondgebied. Integendeel, het bestaan van dergelijke systeemfouten en een dergelijk risico kan pas worden vastgesteld na een concrete analyse op basis van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens. Het is aan de rechter om te beoordelen of er sprake is van dergelijke systeemfouten.
HvJEU C-185/24 (RL en QS), 19.12.24
ECLI:EU:C:2024:1036
https://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=C-185/24