IB 2023/74: MVV-vereiste en evenredigheidsbeginsel

In WBV 2022/28 is onder meer vastgelegd dat in gezinsherenigingszaken die zien op leden van het (bio-) kerngezin wordt ontheven van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule als aan alle overige verblijfsvoorwaarden wordt voldaan én sprake is van de aanwezigheid van een minderjarig kind en/of een zieke referent. In deze zaken hoeft niet langer te worden beoordeeld of daarnaast sprake is van bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden.

Dit IB richt zich op overige zaken waarbij een beroep gedaan wordt op de hardheidsclausule.

Als richtsnoer kan gelden dat het voldoen aan alle overige verblijfsvoorwaarden doorslaggevend is om het beroep op de hardheidsclausule te honoreren, als de aangevoerde bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden neigen naar een onbillijkheid van overwegende aard als wordt vastgehouden aan het mvv-vereiste maar net niet voldoende zijn om op zichzelf een geslaagd beroep op de hardheidsclausule te kunnen rechtvaardigen. Voor alle andere gevallen waarin de aangevoerde bijzondere, persoonlijke omstandigheden dus minder neigen naar een onbillijkheid van overwegende aard, kunnen geen richtsnoeren worden gegeven. Per geval zal moeten worden bezien of het voldoen aan alle overige verblijfsvoorwaarden in combinatie met de aangevoerde feiten en omstandigheden voldoende is om het beroep op de hardheidsclausule te honoreren. Ook kan het voorkomen dat bijzondere, persoonlijke omstandigheden worden aangevoerd die op zichzelf al voldoende zijn om de hardheidsclausule toe te passen. In dat geval bestaat uiteraard geen aanleiding om in het kader van de toetsing aan de hardheidsclausule te onderzoeken of aan de overige verblijfsvoorwaarden wordt voldaan, maar wordt direct ontheven van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule.

https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1319625_1/1/, 3.11.23