Rb: 8EVRM verblijf Congolees bij legale Angolese partner en kinderen beter afwegen

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar in de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM betrokken. Verweerder is noch in het bestreden besluit, noch in het verweerschrift (voldoende) ingegaan op de stellingen van eiser die tot de conclusie hadden kunnen leiden dat sprake is van ‘a certain degree of hardship’ om het gezinsleven in Congo uit te oefenen.

In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat referente afkomstig is uit Angola en nooit in Congo is geweest. Tot het gezin van eiser en referente behoren vier kinderen, waarvan er twee minderjarig zijn (veertien en negen jaar oud). Alle kinderen zijn in Nederland geboren, spreken de Nederlandse taal en zijn in Nederland geworteld. De kinderen en referente kennen Congo niet; er is geen enkele binding van de gezinsleden met het land van herkomst van eiser. Deze stellingen zijn niet kenbaar betrokken in de belangenafweging. De overweging dat het voor eisers rekening en risico komt dat hij in Nederland familieleven is aangegaan terwijl hij niet in het bezit was van een verblijfsvergunning, is in dit verband onvoldoende. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en niet toereikend is gemotiveerd.

Rb Rotterdam AWB 20/2376, 21.2.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:1610