In art. 5 Wet vaststellingsprocedure staatloosheid is bepaald dat evidente staatloosheid tevens op niet-judiciële wijze kan worden vastgesteld, met toepassing van bij of krachtens amvb te stellen voorwaarden. Uit dit wetsartikel blijkt niet dat men zich eerst tot de gemeente dient te wenden om evidente staatloosheid te laten vaststellen, maar dat dit tevens op niet-judiciële wijze kan worden vastgesteld. Het gaat hier dus om een alternatieve mogelijkheid om evidente staatloosheid vast te stellen. Ook uit de MvT (TK, 2020/21, 35 687, nr. 3) blijkt niet dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om een getrapte bevoegdheid in de wet op te nemen, waarbij bij evidente staatloosheid eerst de gemeente bevoegd is om te beslissen en pas daarna de rb.
Verzoeker is ontvankelijk in zijn verzoek.
Verzoek vaststelling staatloosheid toegewezen.
Rb Den Haag (civiel mk), C/09/671612 / HA RK 24-489, 18.3.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:4231