Uit de uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2023 volgt dat, als de Gri van toepassing is, de staatssecretaris een belangenafweging moet maken in het kader van artikel 17 van de Gri. De staatssecretaris mag dan niet afzien van deze beoordeling, omdat er al een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM is gemaakt. Voor kerngezinsleden kan de belangenafweging in het kader van artikel 17 van de Gri namelijk gunstiger zijn dan de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM. De Gri verplicht lidstaten immers om in de door de richtlijn vastgestelde gevallen aan kerngezinsleden gezinshereniging toe te staan, terwijl verdragsstaten op grond van artikel 8 van het EVRM een beoordelingsmarge hebben om gezinshereniging toe te staan en daartoe pas verplicht zijn bij bijzondere omstandigheden.
Nu de staatssecretaris in het bestreden besluit niet heeft getoetst of vasthouden aan het mvv-vereiste in strijd is met artikel 17 van de Gri, is het besluit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zorgvuldig en gemotiveerd tot stand gekomen
Het beroep is gelet op dat wat hierboven is geoordeeld, gegrond.
Rb Arnhem AWB 23/6416 en AWB 23/14762, 28.5.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:8130