Rb: afweging verblijfsrecht van Albanese moeder bij minderjarig Grieks kind

Eiser (kind) is Unieburger omdat hij de Griekse nationaliteit heeft. De staatssecretaris heeft na de afwijzing van de aanvraag om een asielvergunning geen onderzoek gedaan naar de vraag of eiser rechtmatig verblijf heeft als Unieburger, en ook heeft de staatssecretaris het verblijfsrecht niet beëindigd. Dat onderzoek had de staatssecretaris wel moeten doen. Hierbij is in het bijzonder het arrest Zhu en Chen van belang waarin is bepaald dat een minderjarige Unieburger die is gedekt door een passende ziektekostenverzekering en ten laste komt van een ouder die zelf onderdaan is van een derde staat en wiens bestaansmiddelen toereikend zijn om te voorkomen dat genoemde minderjarige ten laste komt van de overheidsfinanciën van de lidstaat van ontvangst, een recht heeft om voor onbepaalde tijd op het grondgebied van de laatstgenoemde lidstaat te verblijven. De enkele opmerking op zitting dat het evident is dat eiser en zijn moeder niet over voldoende bestaansmiddelen beschikken acht de rechtbank in dat verband onvoldoende. Het beroep is op dit punt dan ook gegrond.

Rb Utrecht NL23.16525, 28.7.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:11575