De rechtbank overweegt dat mentorschap er is voor mensen die niet meer in staat zijn hun medische zaken zelf te regelen vanwege hun geestelijke of lichamelijke toestand. Mentorschap gaat verder dan mantelzorg. De rechtbank is daarom van oordeel dat mentorschap een essentieel onderdeel kan zijn van een medische behandeling op dezelfde wijze als mantelzorg dat kan zijn, omdat het de verbinding legt tussen de aangewezen zorg en het daadwerkelijk krijgen van deze zorg. Nu eiser een mentor heeft, moet het BMA zich daarom bij het geven van een advies daar rekenschap van geven. Dat betekent dat onderzocht moet worden of het mentorschap een essentieel onderdeel is van de medische behandeling en of deze noodzakelijk is om de behandeling te doen slagen….
De rechtbank stelt vast dat in het BMA-advies wordt benoemd dat eiser onder mentorschap staat, maar uit het advies blijkt niet dat onderzocht is in hoeverre het mentorschap een essentieel onderdeel is van eisers medische behandeling. Ook blijkt niet dat is onderzocht in hoeverre het mentorschap noodzakelijk is voor het slagen van de behandeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat het BMA-rapport op dat punt naar wijze van totstandkoming niet zorgvuldig en naar inhoud niet inzichtelijk. De minister mocht het BMA-advies daarom niet ten grondslag leggen aan het bestreden besluit. Nu de minister dit wel heeft gedaan, is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen en de minister opdragen een nieuw besluit te nemen op eisers bezwaar.
Deze beroepsgrond slaagt.
Rb Amsterdam NL24.40168 en NL24.40169, 19.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:23015