Rb: geen kinderpardon want 4jr buitenbeeld, wel art64 en risico’s in Ethiopie/Eritrea afwegen

De rechtbank stelt vast dat de moeder en eiseres gedurende vier jaar niet met een vertrekprocedure in beeld zijn geweest bij de DT&V, niet in een COA-opvang hebben verbleven en niet een meldplicht hadden bij de AVIM. Dat de moeder en eiseres in voormelde periode doorlopend bij de Pauluskerk hebben verbleven, heeft verweerder terecht onvoldoende geacht om te kunnen spreken van ‘in beeld zijn’ in de zin van de Afsluitingsregeling. Op brieven van de IND aan het gezin in deze periode stond weliswaar het adres van de Pauluskerk vermeld, maar dit betreft slechts een correspondentieadres en niet het adres van de daadwerkelijke verblijfplaats van eiseres en haar moeder. ...

Eiseres heeft coeliakie (een auto-immuunziekte waarbij het lichaam overgevoelig is voor gluten) en een schildklieraandoening (hypothyreoïdie). Uit het BMA-advies van 2 augustus 2022 komt naar voren dat eiseres voor haar schildklieraandoening levenslange behandeling behoeft en dat het uitblijven van die behandeling kan leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, maar dat de voor eiseres noodzakelijke behandeling in Ethiopië aanwezig is. Verder blijkt uit het BMA-advies dat eiseres in verband met haar coeliakie een levenslang dieet nodig heeft. Het lijdt naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel dat de voor eiseres benodigde voedselveiligheid en waarborgen in Ethiopië en/of Eritrea in veel mindere mate aanwezig zijn dan in Nederland. Het zal daarom voor eiseres in Ethiopië en/of Eritrea (zeer) veel lastiger zijn om een strikt glutenvrij dieet te volgen. Weliswaar bestaat er, zoals verweerder in het bestreden besluit heeft gesteld, in Eritrea en Ethiopië een glutenvrij graan en glutenvrije meel, maar dit laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat er in die landen veel minder regels en waarborgen zijn om voedselveiligheid en strikt glutenvrije producten te garanderen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres in Eritrea/Ethiopië een reëel risico loopt om geregeld gluten binnen te krijgen en als gevolg daarvan lichamelijk klachten te krijgen. Klachten die daarbij kunnen ontstaan zijn, zo blijkt uit algemeen toegankelijke informatie, buikpijn en problemen met de ontlasting, maar ook groeiachterstand en achterstand in de (motorische) ontwikkeling. Gelet op het voorgaande loopt eiseres vanwege haar coeliakie in Eritrea en/of Ethiopië naar het oordeel van de rechtbank een risico op ontwikkelingsschade. Verweerder heeft in het bestreden besluit noch het algemene risico op ontwikkelingsschade noch het specifieke risico op ontwikkelingsschade dat eiseres vanwege haar coeliakie loopt, (kenbaar) betrokken. De motivering in het bestreden besluit kan het subsidiaire standpunt van verweerder dus niet dragen.....

In het geval van eiseres bestaat onduidelijkheid over wat haar land van herkomst is. De moeder van eiseres stelt dat zij, en daarmee eiseres, de Eritrese nationaliteit heeft. Verweerder heeft in de asielprocedure van de moeder van eiseres (in 2011) echter niet geloofwaardig geacht dat de moeder van eiseres de Eritrese nationaliteit heeft. Verweerder acht het aannemelijker dat de moeder van eiseres de Ethiopische nationaliteit heeft. .... Naar het oordeel van de rechtbank diende verweerder bij de beoordeling of er (objectieve/subjectieve) belemmeringen zijn om zich te vestigen in het land van herkomst rekening te houden met die onzekerheid ten aanzien van de nationaliteit van eiseres, door voor beide landen te beoordelen of, en zo ja onder welke omstandigheden, eiseres zich daar kan vestigen.

Ten aanzien van de vestiging in Eritrea (in geval eiseres de Eritrese nationaliteit zou hebben) overweegt de rechtbank als volgt. Uit het BMA-advies volgt dat eiseres een schildklieraandoening heeft waarvoor zij levenslange behandeling behoeft en dat het uitblijven van die behandeling kan leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Uit het BMA-advies blijkt verder dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de aanwezigheid van de voor eiseres noodzakelijke behandeling in Eritrea. Nu niet vaststaat dat die voor eiseres noodzakelijke behandeling in Eritrea aanwezig is, moet het er naar het oordeel van de rechtbank voor worden gehouden dat er voor eiseres een op medische gronden berustende objectieve belemmering bestaat om zich in Eritrea te vestigen. Dit heeft verweerder, ten onrechte, niet kenbaar bij zijn belangenafweging betrokken.

Ten aanzien van de vestiging in Ethiopië (in geval eiseres de Ethiopische nationaliteit zou hebben) overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft verzuimd te betrekken dat de moeder van eiseres heeft verklaard dat zij in 1999 door de Ethiopische autoriteiten is gedeporteerd naar Eritrea, hetgeen haar banden met Ethiopië doet verminderen. Ook heeft verweerder verzuimd te betrekken dat uit landeninformatie volgt dat de opstelling van de Ethiopische autoriteiten ten aanzien van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit of afkomst sinds de oorlog in Tigray is verhard en dat de veiligheid voor hen in Ethiopië is afgenomen. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit niet (voldoende) onderkend dat eiseres en haar moeder, zijnde: een alleenstaande moeder met een minderjarig kind met aanzienlijke gezondheidsproblemen, in Ethiopië kwetsbaar zijn en steun nodig hebben om zich te vestigen. Verweerder heeft ondeugdelijk gemotiveerd dat er voor eiseres geen subjectieve belemmering (‘certain degree of hardship’) bestaat om zich in Ethiopië te vestigen.

Het beroep is gezien het voorgaande gegrond.
Rb Rotterdam NL22.21991, 15.7.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:11381