Rb: geen procedure mogelijk tegen stopzetting bemiddeling DT&V bij buitenschuld

De staatloze Palestijnse vreemdeling heeft DT&V verzocht te bemiddelen om haar vertrek uit Nederland mogelijk te maken. DT&V heeft de bemiddeling per brief beëindigd omdat ze onvoldoende meewerkt aan haar vertrek. De staatssecretaris heeft het bezwaar van de vreemdeling tegen deze brief niet-ontvankelijk verklaard omdat het geen publiekrechtelijke rechtshandeling of feitelijke handeling zou zijn.

De rechtbank overweegt als volgt. Uit de Afdelingsuitspraak van 11 oktober 2019 volgt dat de beëindiging van de bemiddeling geen besluit is en ook geen feitelijke handeling waartegen beroep openstaat. De vreemdeling dient dit aan te vechten in een procedure tegen een eventuele afwijzing van een aanvraag om een buitenschuldvergunning. De vreemdeling merkt weliswaar terecht op dat die aan aanvraag zal worden afgewezen als een positief zwaarwegend advies van de DT&V ontbreekt, maar dat laat onverlet dat het doorlopen van een dergelijke procedure niettemin een adequate rechtsgang is. Niet is gebleken dat zo’n procedure in het geval van de vreemdeling onevenredig bezwarend is, aangezien ze haar stelling dat het bedrag voor het indienen van een buitenschuldvergunning ‘enorm hoog’ is niet heeft onderbouwd met (financiële) gegevens.

De staatssecretaris heeft het bezwaar niet-ontvankelijk mogen verklaren.
Beroep ongegrond.
Rb Rotterdam NL22.1318, 9.12.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:13473