Rb: geen zicht op gedwongen uitzetting naar Ethiopie

Uit de beschikbare informatie volgt dat de Ethiopische autoriteiten tot op heden geen lp’s aan de DT&V hebben verstrekt. Onder deze omstandigheden heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat vreemdelingen met aan de DT&V verstrekte lp’s binnen afzienbare tijd naar Ethiopië kunnen worden uitgezet als zij verklaren vrijwillig terug te willen.

Voor zover verweerder heeft willen betogen dat zicht op uitzetting bestaat omdat meerdere vreemdelingen vanuit bewaring met het IOM zijn teruggekeerd naar Ethiopië, kan dit geen grond voor bewaring opleveren. De maatregel van bewaring heeft immers tot doel te komen tot verwijdering van de vreemdeling met de sterke arm naar zijn land van herkomst. Het is bij uitstek de dwang waaronder het vertrek van de desbetreffende vreemdeling plaatsvindt die maakt dat sprake is van uitzetting. Een mogelijk vertrek van de vreemdeling met behulp van de IOM na een door verweerder geregelde presentatie, is niet aan te merken als gedwongen vertrek, omdat bij een dergelijk vertrek geen sprake is van dwang, zodat in dat geval geen sprake is van uitzetting.

De beroepsgrond slaagt. De maatregel van bewaring is van meet af aan onrechtmatig geweest en dient te worden opgeheven met ingang van heden.
Rb Roermond AWB 16/1194, 9.2.16
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:1190