De IND heeft de mvv-aanvraag van de Tanzaniaanse vreemdeling voor verblijf bij haar Nederlandse echtgenoot afgewezen omdat zij niet voldoet aan het inburgeringsvereiste. Eiseres voert aan dat het inburgeringsvereiste in strijd is met het discriminatieverbod.
De rb is van oordeel dat de MvA&M onvoldoende heeft gemotiveerd dat het gemaakte onderscheid naar nationaliteit gerechtvaardigd is vanwege buitenlandse betrekkingen en economisch belangen en/of vanwege de bevordering van de integratie. Hierbij stelt de rb ook vast dat de MvA&M i.h.k.v. de vraag of sprake is van een rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid onvoldoende acht heeft geslagen op de omstandigheid dat het hier gaat om vreemdelingen die rechten ontlenen aan de Gri. Daarom is sprake van een motiveringsgebrek.
Voor een indirect onderscheid op basis van etnische afkomst moet het criterium van redelijke en objectieve rechtvaardigingsgronden zo strikt mogelijk worden uitgelegd en moeten er zwaarwegende gronden bestaan. De MvA&M heeft het bestaan van deze zwaarwegende gronden voor het gemaakte onderscheid onvoldoende onderbouwd.
Beroep gegrond.
Rb Utrecht (mk), NL23.31943, 16.7.24
NB: in vergelijkbare uitspraken is de Minister in Hoger Beroep gegaan.