Rb: ingangsdatum verblijf bij NLs kind relevant voor 8EVRM-afweging na volwassenwording kind

De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2024 volgt dat de minister verplicht is om vast te stellen wat de ingangsdatum van het afgeleid verblijfsrecht van eiseres is. De minister heeft dit in het bestreden besluit niet gedaan, terwijl de minister hiertoe op grond van voornoemde uitspraak van de Afdeling wel is gehouden. … De rechtbank is van oordeel dat de minister gehouden is om alsnog de ingangsdatum van het verblijfsrecht van eiseres vast te stellen. De minister zal dit in een nieuw besluit moeten beoordelen en motiveren. De beroepsgrond slaagt….

De rechtbank constateert dat tussen partijen niet in geschil is dat het jongvolwassenenbeleid op de docter van toepassing is. …. De rechtbank overweegt dat de duur van het verblijfsrecht van eiseres een element is dat moet worden meegewogen in de belangenafweging van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat de minister de ingangsdatum van het afgeleid verblijfsrecht van eiseres moet vaststellen in een nieuw besluit. In het nieuwe besluit moet de minister dit ook betrekken in de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt.

Het beroep is gegrond.
Rb Utrecht NL24.36445, 23.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:14908