Rb: ingebrachte rapporten geen nova, onafhankelijkheid rapporteur niet vast te stellen

Tussenuitspraak: De rechtbank stelt vast dat de deskundigheid van [naam] niet in geschil is. Wel is in geschil in hoeverre voornoemde informatie kan worden gekwalificeerd als onafhankelijk en betrouwbaar. Zoals de staatssecretaris terecht stelt ontbreken in het rapport namelijk belangrijke elementen van goed onderzoek, waardoor de juistheid van het rapport in twijfel wordt getrokken. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat het duidelijk moet zijn welke bron of bronnen bepaalde informatie hebben gegeven, of zij die informatie hebben kunnen geven vanuit eigen kennis of expertise, of het gaat om objectieve bronnen en of ze de informatie ook hebben gegeven zoals die in het onderzoek staat weergegeven. Daarover staat niets opgenomen in het overgelegde rapport. De staatssecretaris heeft daarbij van belang mogen achten dat alles wat aan informatie uit een dossier aan een te raadplegen bron is gegeven, wordt gedateerd en exact in de verslaglegging wordt vermeld. Zoals de staatssecretaris terecht stelt ontbreekt in het eerste onderzoeksrapport de verantwoording over hoe het onderzoek is verlopen, is de verslaglegging zeer summier en zijn de informatiestromen niet transparant. De rechtbank overweegt verder dat de betrouwbaarheid van de in het rapport genoemde personen, de onderzoeker en de gestelde ouderling, niet kan worden geverifieerd. Dit is van belang omdat het rapport enkel berust op een mondelinge verklaring tussen hen beiden. Hierbij overweegt de rechtbank voorts dat het rapport op dit onderdeel niet ziet op [naam] ’s eigen kennis, maar op informatie van een derde, hetgeen in dit geval niet objectief verifieerbaar is. Het voorgaande doet afbreuk aan de betrouwbaarheid van het rapport. De staatssecretaris stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat informatie ontbreekt over waarom meneer [naam] juist [naam] heeft benaderd en dat tevens is niet duidelijk wie [naam] precies is en wat er vooraf aan het feitelijke bezoek is gebeurd. De rechtbank is met de staatssecretaris eens dat het gelet daarop niet duidelijk is of deze bron wel de informatie heeft kunnen geven die hij volgens het rapport van de heer [naam] heeft verstrekt. De staatssecretaris acht ook terecht van belang dat onduidelijk is welk belang de bron (meneer [naam] ) heeft, waardoor de objectiviteit van deze bron niet zonder meer kan worden aangenomen. Daarmee heeft de staatssecretaris zich uitgelaten over de betrouwbaarheid, maar ook over de inhoud van het door eiseres overgelegde rapport en dat bij zijn beoordeling betrokken. De staatssecretaris stelt zich naar het oordeel van de rechtbank gelet op al het voorgaande terecht op het standpunt dat het eerste door eiseres overgelegde rapport niet leidt tot inwilliging van het verzoek om bestuurlijke heroverweging. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris echter het tweede rapport, een verificatierapport met betrekking tot de verblijfplaats van de familie van eiseres in Afghanistan, ten onrechte niet betrokken bij het verzoek om bestuurlijke heroverweging. Door enkel te stellen dat dit rapport geen betrekking heeft op het verzoek om bestuurlijke heroverweging en er om die reden niet nader op in te gaan, miskent de staatssecretaris dat uit het rapport wel blijkt dat de Taliban met enige regelmaat nog informeert naar eiseres en haar broer. Dat de Taliban blijkens het rapport dus enige interesse toont in eiseres, zou haar asielrelaas kunnen ondersteunen, zodat ook dit rapport van belang kan zijn voor het verzoek om bestuurlijke heroverweging. Deze beroepsgrond slaagt.

Rb Arnhem NL23.13346, 6.10.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:18503

Einduitspraak: Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat aan het tweede verificatierapport niet de waarde kan worden gehecht die eisers daaraan gehecht wil zien. De rechtbank volgt de staatssecretaris namelijk in zijn standpunt dat het duidelijk moet zijn welke bron of bronnen bepaalde informatie hebben gegeven, of zij die informatie hebben kunnen geven vanuit eigen kennis of expertise, of het gaat om objectieve bronnen en of ze de informatie ook hebben gegeven zoals die in het onderzoek staat weergegeven en dat die informatie in het rapport ontbreekt.

Rb Arnhem NL23.13346 einduitspraak, 15.11.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:18504