Rb: intrekken partnervergunning vereist zorgvuldige afweging

Verweerder heeft de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken omdat er geen duurzame en exclusieve relatie meer is tussen haar en referent. Dit baseert verweerder op het feit dat referent vanaf 29 juni 2019 tot 7 augustus 2019 en vanaf 7 oktober 2019 tot 14 juli 2020 als niet-ingezetene is geregistreerd in de Basisregistratie Personen (brp), waaruit volgt dat niet meer wordt voldaan aan het samenwonings-vereiste wat nodig is om een duurzame en exclusieve relatie te kunnen aannemen. ...

De Gezinsherenigingsrichtlijn moet zo worden uitgelegd dat het tijdelijk niet of niet direct gaan samenwonen geen zelfstandige intrekkingsgrond is, maar slechts een van de factoren waarmee verweerder rekening mag houden bij de beoordeling van de duurzaamheid van de relatie. Het niet samenwonen of niet ingeschreven zijn op hetzelfde brp-adres kan dus voor verweerder een indicatie zijn om nader onderzoek te verrichten naar de vraag of de relatie nog bestaat. Het mag echter niet als zelfstandige grond dienen om een verblijfsvergunning in te trekken. Bij intrekking van een verblijfsvergunning ligt de bewijslast bij verweerder en is een gedegen onderzoek nodig naar de feitelijke situatie.

Eiseres en referent zijn in bezwaar met allerlei argumenten en bewijsstukken gekomen om aannemelijk te maken dat zij nog altijd een duurzame en exclusieve relatie hebben. Verweerder heeft daarnaar geen gedegen onderzoek meer verricht en heeft de argumenten en bewijsstukken zonder een deugdelijke motivering terzijde geschoven.....

Bovendien heeft verweerder het belang van [naam] bij de voortzetting van het gezinsleven met eiseres en referent hier te lande niet duidelijk bij zijn afweging betrokken. Verweerder overweegt weliswaar dat het in het voordeel van eiseres meeweegt dat zij een kind heeft met een geldige verblijfsvergunning dat hier naar school gaat en belang heeft bij haar verblijf in Nederland, maar motiveert vervolgens niet waarom dit belang onvoldoende zwaarwegend is. In de primaire besluiten gaat verweerder enerzijds ervan uit dat [naam] eiseres kan volgen naar China en anderzijds dat zij bij referent in Nederland kan blijven. Dit laatste is weer niet te rijmen met verweerders standpunt dat er geen duurzame en exclusieve relatie meer is tussen eiseres en referent. Niet is in te zien waarom referent in dat geval de zorg voor [naam] in Nederland op zich zou nemen. Dat verweerder dit standpunt in zijn verweerschrift weer heeft teruggenomen, getuigt ervan dat hij niet zorgvuldig naar een fair balance heeft gezocht.

Rb Haarlem AWB 21/624 en AWB 21/625, 9.2.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:1613