Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat aan het standpunt van de minister dat eiseres in België nog steeds een eerste asielaanvraag heeft lopen, ernstig valt te twijfelen. Het ligt op de weg van de minister om deze onduidelijkheid nader te onderzoeken door bij de Belgische autoriteiten navraag te doen. De rechtbank acht dit van belang, omdat de mogelijkheden voor opvang in België verband kunnen houden met in welke asielprocedure de aanvraag van eiseres zich bevindt.
Eiseres wijst waar het gaat om opvangmogelijkheden op de brief van Fedasil, waaruit volgt dat in België de opvang mogelijk niet genoeg plaatsen heeft en dat eiseres en haar kindje alleen in noodgevallen gebruik kunnen maken van medische voorzieningen. De rechtbank acht de kans dat eiseres en haar driejarig dochtertje enige tijd verstoken zullen zijn van opvang onder de gegeven omstandigheden aanzienlijk en niet in het belang van een kind van drie.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat er aanknopingspunten zijn voor ernstige vrees dat de opvangvoorzieningen voor haar en haar dochtertje in België systeemfouten bevatten die kunnen resulteren in schending van artikel 4 van het Handvest.
Het beroep is gegrond.
Rb Groningen NL25.29965, 4.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:20445