Rb: mogelijk risico bij terugkeer naar Eritrea ondanks legale uitreis

De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Eritrea in negatieve belangstelling komt van de autoriteiten door haar uitreis. Uit het Algemeen Ambtsbericht volgt dat mensen in de periode van september 2018 tot december 2019 heen en weer konden reizen over de grens. Uit het EASO-rapport volgt verder dat mensen vanaf juli 2019 wel weer terug konden reizen, maar dat zij wel moeten aantonen dat zij in die periode zijn uitgereisd. Dat de vreemdeling volgens de staatssecretaris met de UNHCR-registratiekaart kan aantonen dat zij in september 2018 is uitgereisd ziet de rechtbank anders. Uit de UNHCR-registratie blijkt dat de vreemdeling zich op 29 september 2018 heeft geregistreerd in Ethiopië, maar daaruit volgt niet dat zij ook in september Eritrea is uitgereisd. De staatssecretaris heeft dit onvoldoende betrokken bij zijn beoordeling. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd. Beroep gegrond.

Rb Utrecht, NL21.1157, 18.2.21