Rb: NLse tieners zijn afhankelijk van buitenlandse vader ondanks 14jr afwezigheid

Verweerder heeft de leeftijd van de NLse kinderen (respectievelijk 16, 11 en 7 jaar oud), hun lichamelijke en emotionele ontwikkeling, de mate van affectieve relatie en het risico voor het evenwicht bij een scheiding in de beoordeling betrokken. Verweerder heeft echter ten onrechte niet in de beoordeling betrokken dat de afwezigheid van eiser in Nederland (tussen 2004 en 2018) een grote impact heeft gehad op het welzijn van de kinderen en dat tussen de kinderen en eiser een sterke affectieve relatie bestaat. Verder is niet in geschil dat eiser sinds 2018 weer met zijn echtgenote en referenten in Nederland samenwoont. Ook heeft verweerder ten onrechte niet in de beoordeling betrokken dat referenten zich gezien hun leeftijd juist op een zeer bepalend moment in hun ontwikkeling bevinden, waarin de nabijheid van hun vader extra belangrijk is. Daarbij komt dat de echtgenote van eiser niet in staat is om zelfstandig de huishouding te doen en volledig zelfstandig voor de minderjarige kinderen te zorgen, maar daarbij hulp nodig heeft van instanties of van haar meerderjarige kinderen.

Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet zonder nadere motivering op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet heeft aangetoond dat een onevenredige verstoring van het evenwicht van referenten zal plaatsvinden of dat referenten onevenredig zwaar in hun ontwikkeling zullen worden getroffen, als eiser geen verblijfsrecht in Nederland zou toekomen.

Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
Rb Rotterdam AWB 20/966, 3.11.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:11924