Rb: prejudiciele vragen over ambtshalve toets refoulementsverbod bij afgewezen pardonvergunning

In het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie is bepaald dat niemand mag worden verwijderd of uitgezet naar, dan wel worden uitgeleverd aan een staat waar een ernstig risico bestaat dat hij aan de doodstraf, aan folteringen of aan andere onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen. Dit zogenoemde “verbod van refoulement” is in het Unierecht absoluut.

Naar het oordeel van de rechtbank verplicht het Unierecht om de eventuele niet-naleving van de eerbiediging van het beginsel van non-refoulement vast te stellen indien wordt vastgesteld dat (voortgezet) verblijf onrechtmatig is en hierdoor in beginsel een vertrekplicht voor de derdelander en verwijderplicht voor de autoriteiten ontstaan, ook al heeft betrokkene hiertoe geen uitdrukkelijk (of deugdelijk onderbouwd) verzoek gedaan.In het Unierecht is dit evenwel niet expliciet bepaald.

In het hoofdgeding is de pardonaanvraag afgewezen in 2020 en is verwezen naar het terugkeerbesluit dat in 2012 is genomen, destijds voorafgegaan door de beoordeling van het refoulementrisico. In alle daarop volgende procedures is naar dit terugkeerbesluit verwezen. Een geactualiseerde beoordeling van het refoulementrisico heeft nimmer plaatsgevonden, terwijl verzoekers het grondgebied van de Unie sinds hun inreis niet hebben verlaten. De vraag komt op of de hernieuwde vaststelling van onrechtmatig verblijf, die volgt uit de afwijzing van de pardonaanvraag, een beoordeling van het refoulementrisico vereist en of deze beoordeling actueel moet zijn.

De rechtbank vraagt zich af of deze thans ontstane situatie verenigbaar is met het Unierecht en of het Unierecht de rechtbank verplicht om de vraag of het beginsel van non-refoulement is geëerbiedigd ambtshalve aan de orde te stellen in de bij haar op tegenspraak gevoerde procedure.

De rechtbank acht de beantwoording van de prejudiciële vragen, die zien op de vaststelling van onrechtmatig verblijf en terugkeer en niet op toelating en verblijfsaanvaarding, noodzakelijk om uitspraak te kunnen doen in het hoofdgeding en wendt zich dan ook tot het Hof om het Unierecht nader te duiden.

Rb Roermond AWB 20/9108, 13.3.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:3154