Rb: presentatie ambassade niet toegestaan in beroepsfase asielprocedure

Uit het arrest van 19 juni 2018 van het Hof van Justitie in de zaak Gnandi (ECLI:EU:C:2018:465) volgt dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit niet intreden zolang een rechter niet heeft beslist op het beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag.

De voorzieningenrechter maakt uit het arrest Gnandi op dat hangende het beroep tegen het terugkeerbesluit weliswaar niet alle uitzettingshandelingen door de staatssecretaris zijn verboden, maar dat deze uitzettingshandelingen wel zijn verboden als ze de effectiviteit van het rechtsmiddel aantasten. Een presentatie bij de autoriteiten van het land waartegen verzoekster bescherming vraagt, voordat een rechter zich over die beschermingsvraag heeft uitgelaten, tast de effectiviteit van (de uitkomst van) het rechtsmiddel dus ook aan. Dit geldt temeer nu het juist (mede) de autoriteiten van Ethiopië zijn waarvoor verzoekster stelt te vrezen.

Het standpunt van de staatsecretaris dat de staatssecretaris, mede gelet op de opvangmogelijkheden, er belang bij heeft om een spoedig vertrek van niet legaal in Nederland verblijvende personen te kunnen bewerkstelligen, maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoekster op 17 mei 2022 een aanvraag heeft ingediend, waarop de staatssecretaris (pas) op 31 januari 2024 heeft beslist.

Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat presentatie van verzoekster bij de ambassade van haar land van herkomst achterwege moet blijven totdat op het beroep in de asielprocedure is beslist.

Rb Groningen NL24.12208, 20.3.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:3860