Rb: recht op opvang tijdens hasa ivm LH-arrest

De voorzieningenrechter in deze zaak wilde de behandeling van het beroep in de herhaalde aanvraag aangehouden omdat de bijstand van een tolk noodzakelijk is. De gemachtigde heeft daarop aangegeven dat hij aarzelt over aanhouding omdat verzoeker, nu hij een opvolgende aanvraag heeft ingediend, geen recht meer op opvang heeft.

De voorzieningenrechter zal de gevraagde voorziening toewijzen en merkt daarbij op dat het maar zeer de vraag is of de regelgeving dat er -kennelijk- geen recht op opvang bij opvolgende aanvragen bestaat verenigbaar is met het Unierecht. Het Hof heeft in de zaak LH overwogen dat het maken van onderscheid tussen eerste en opvolgende aanvragen als het gaat om de samenwerkingsplicht en het waarderen van documenten die een aanvraag om internationale bescherming kunnen staven niet gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter vermag, voorlopig oordelend, niet in te zien waarom het Hof anders zou oordelen als het gaat om een zo wezenlijk recht als het recht op opvang gedurende een procedure die wordt ingeleid met een verzoek om internationale bescherming.

Rb den Bosch NL21.15163, 3.12.21
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:13306