De vreemdeling is van mening dat de Rva-verstrekkingen niet mogen worden beëindigd omdat er aangaande haar herhaalde aanvraag nog een procedure loopt en zij in die procedure de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland mag afwachten.
Voorts is zij als minderjarige asielzoekster naar Nederland gekomen en is zij van mening dat, nu zij zojuist 18 jaar is geworden, niet zomaar op straat kan worden gezet. In de procedure met betrekking tot haar opvolgende asielaanvraag heeft de vreemdeling documenten overgelegd waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk minderjarig was toen zij een asielaanvraag indiende. Ten onrechte is haar asielaanvraag buiten behandeling gesteld.
Het COA stelt zich op het standpunt dat arrest Gnandi (C-181116, EU:C:2018:465) alleen van toepassing is op asielaanvragen die inhoudelijk zijn behandeld. De voorzieningenrechter stelt op grond van de stukken vast dat de vraag of de asielaanvraag buiten behandeling kon worden gesteld of dat er een inhoudelijk beoordeling plaats had moeten vinden de kern betreft van het geschil in de hoofdzaak en dat, nu het besluit nog niet in recht vaststaat, de vreemdeling de voorlopige voorziening behorend bij dit beroep mag afwachten. De voorzieningenrecht is van oordeel dat het het belang van de vreemdeling om in de opvang te blijven zwaarder dient te wegen dan het belang van het COA om de verstrekkingen te beëindigen.
Rb Groningen, AWB 19/1185, 19.2.19