Rb: straf voor hulp bij mensensmokkel

Verdachte (geboren 1949) werkte al dertig jaar als vrijwillig hulpverlener voor vluchtelingen, waarvan sinds augustus 2018 in het kamp in Duinkerken. Verdachte reed maandelijks vanuit Nederland met hulpgoederen naar Duinkerken en was getuige van de erbarmelijke omstandigheden waaronder vreemdelingen in het kamp verbleven. Voordat verdachte die bewuste keer naar Duinkerken was afgereisd, had zij al van een collega-vrijwilliger vernomen dat [betrokkene] een zelfmoorpoging had ondernomen. In het kamp heeft [betrokkene] haar gevraagd of hij asiel kon aanvragen in Nederland waarop verdachte, ontdaan door de psychische nood waarin [betrokkene] verkeerde en bang dat hij opnieuw een zelfmoordpoging zou gaan ondernemen, heeft besloten hem mee te nemen naar Nederland.

De rechtbank overweegt dat goed voorstelbaar is dat verdachte aan [betrokkene] hulp wilde bieden. Dat betekent echter niet dat zij niet anders kon dan [betrokkene] mee naar Nederland te nemen. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.

Gelet hierop alsmede op de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters plegen te worden opgelegd en het signaal dat daarvan uit het oogpunt van generale preventie dient uit te gaan, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om daar in haar voordeel van af te wijken. De rechtbank heeft ook gelet op de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

De rechtbank zal gelet op het vorenstaande aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.

Rb Groningen 18/234610-21, 20.12.21
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2021:5228