Rb: verblijfsrecht afhankelijke Albanese moeder met volwassen EU-kinderen

Eiseres is weduwe en zij heeft twee volwassen kinderen, die de Griekse nationaliteit hebben. Zij wonen en werken sinds eind 2017 in Nederland. Eiseres verblijft sinds november 2019 bij hen in Nederland. Op 24 juni 2020 heeft zij een aanvraag gedaan voor een art-9 document, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt.....

Als Unieburgers hun recht op vrij verkeer uitoefenen, dan mogen derdelander ouders die te hunnen laste zijn, zich bij hen voegen. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie moet onder “ten laste zijn” worden verstaan dat het familielid materieel wordt ondersteund door de Unieburger en die ondersteuning nodig heeft om in zijn basisbehoeften te kunnen voorzien. De noodzaak van de steun kan hij met ieder passend middel aantonen. Het moet verder gaan om een reële afhankelijkheid in het land van herkomst van het familielid op het moment dat die verzoekt om zich bij de Unieburger te mogen voegen. Het feit dat de Unieburger over een lange periode regelmatig geld geeft aan het familielid, zodat die in zijn basisbehoeften kan voorzien, kan aantonen dat hiervan sprake is....  Verweerder neemt in ieder geval aan dat de ondersteuning reëel is als de Unieburger het familielid ten minste één jaar ononderbroken regelmatig een som geld heeft betaald die voor het familielid noodzakelijk is om in zijn basisbehoeften te voorzien in zijn land van herkomst.

Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres een nabestaandenpensioen ontvangt van ongeveer € 200,- per maand en dat dit bedrag onvoldoende is om in Griekenland van te leven. Evenmin is in geschil dat de kinderen vanaf november 2019 maandelijks € 250,- naar eiseres hebben overgemaakt. Volgens verweerder is dit onvoldoende lang om afhankelijkheid vast te kunnen stellen.

Naar het oordeel van de rechtbank schiet deze motivering tekort. Het Hof spreekt van “een lange periode” van regelmatig geld geven en het beleid van verweerder is om “in ieder geval” aan te nemen dat de ondersteuning reëel is, als de Unieburger dit een jaar of langer heeft gedaan. Nu vaststaat dat referenten vanaf 1 november 2019 (acht maanden voor de aanvraag) regelmatig geld aan eiseres hebben overgemaakt en eiseres heeft gesteld dat zij haar ook voordien al ondersteunden, met cash betalingen, is verweerders standpunt dat geen sprake is van reële ondersteuning onvoldoende gemotiveerd.

Rb Haarlem NL21.13177, 6.5.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:4974