Rb: verwarde toestand geen reden lichter middel, toets directie mogelijk

De rechtbank stelt vast dat eiser een verwarde indruk maakt. Dit volgt zowel uit het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling als uit hetgeen door de rechtbank is waargenomen ter zitting. Dit maakt echter nog niet dat eiser niet in bewaring kan worden gesteld.

Verder ziet de rechtbank in hetgeen eiser heeft aangevoerd op dit moment, ondanks de vastgestelde verwarde indruk die eiser maakt, geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris een lichter middel dan bewaring had moeten opleggen en om de belangenafweging in dit kader in het voordeel van eiser te laten uitvallen. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Verder is in de maatregel van bewaring overwogen dat de medische zorg voor wie in detentie verblijft gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij en dat voor mensen die zich met moeite kunnen handhaven gespecialiseerde zorg aanwezig is. Als niet voldoende zorg kan worden gegeven, zal eiser worden overgeplaatst naar een regulier ziekenhuis, een penitentiair psychiatrisch centrum of een gesloten gezondheidsinstelling. De staatssecretaris heeft hierbij de verwarde indruk die eiser maakte tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling en zijn verklaring dat hij in Hongarije in een psychiatrische inrichting heeft verbleven specifiek betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris met deze motivering kunnen volstaan. Indien eiser een onderzoek wil laten verrichten naar zijn detentiegeschiktheid staat daartoe een procedure bij de directie van het detentiecentrum open.

Rb Groningen NL23.23437, 30.8.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:12921