RvS bevestigt: geen opvang met NLs kind na de 6wkn art-64

Eiseres had een asielvergunning, deze is ingetrokken. Ze is dakloos geraakt. In verband met haar zwangerschap heeft ze een aanvraag op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) gedaan. Op grond van artikel 3, derde lid, sub f, van de Rva 2005 heeft eiseres gedurende die tijd recht op opvang. Op 14 mei 2024 is eiseres bevallen van een dochter, waardoor haar rechtmatige verblijf tot 25 juni 2024 liep. Het recht op opvang eindigt vier weken nadat het rechtmatig verblijf is geëindigd, in dit geval op 23 juli 2024….

Eiseres heeft op 29 mei 2024 een aanvraag voor en EU-verblijfsdocument gedaan met als verblijfsdoel verblijf bij haar Nederlandse kind (Chavez-aanvraag). Niet in geschil is het kind van eiseres de Nederlandse nationaliteit heeft….

Het COa heeft terecht overwogen dat verder niet is gebleken van een acute medische noodsituatie die tot gevolg heeft dat opvang moet worden geboden. Daarnaast heeft het kind de Nederlandse nationaliteit waardoor zij buiten de reikwijdte van de Rva 2005 valt. De stelling van eiseres dat het recht op verstrekkingen behoort te worden gecontinueerd nu zij en haar baby geen vast verblijfsadres hebben, doet aan het vorenstaande niet af.

Op welke wijze eiseres en haar minderjarige Nederlandse kind buiten de Rva 2005 om opvang zouden kunnen krijgen, valt buiten de omvang van dit geding, zodat de rechtbank zich daarover niet kan uitlaten.

Het beroep tegen Rb Groningen NL24.13622, 13.12.24 is ongegrond.
RvS 202500191/1/V1, 24.2.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:703