RvS: bij afgewezen Chavez-aanvraag ook 8EVRM beoordelen

De vreemdeling betoogt dat zijn Italiaanse verblijfstitel op 4 januari 2021 verlopen is, waardoor zijn kinderen gedwongen worden het grondgebied van de EU te verlaten als hem geen verblijf in Nederland wordt toegestaan. Dit betoog faalt. Anders dan de vreemdeling lijkt te veronderstellen, vervalt de aan hem in Italië verleende subsidiairebeschermingsstatus niet met het enkele verlopen van zijn verblijfstitel. De vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn subsidiaire bescherming is ingetrokken of anderszins beëindigd door de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat geen grond bestaat om de aanvraag van de vreemdeling in te willigen.

Het betoog van de vreemdeling over het oordeel van de rechtbank over artikel 8 van het EVRM slaagt. Uit de uitspraak van 20 januari 2022, volgt dat de staatssecretaris, als een vreemdeling impliciet of expliciet een beroep doet op artikel 8 van het EVRM, deugdelijk moet motiveren waarom hij geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM te verlenen. De vreemdeling heeft in bezwaar omstandigheden genoemd die gaan over zowel privéleven als gezinsleven met zijn echtgenote en kinderen. De staatssecretaris heeft weliswaar erkend dat de door de vreemdeling in bezwaar genoemde omstandigheden van belang kunnen zijn in het kader van artikel 8 van het EVRM, maar zijn enkele standpunt dat een geslaagd beroep op artikel 8 van het EVRM nooit kan leiden tot de afgifte van het gevraagde EU-document, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

De grief slaagt.
RvS 202102489/1/V1, 16.8.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2022:2369