RvS: erkenning kinderen uit bigame relatie wel mogelijk, ook naturalisatie

A. heeft zijn kinderen bij aktes van erkenning, opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats], erkend. De rb heeft terecht vastgesteld dat een bigaam huwelijk niet als nietigheidsgrond voor de erkenning geldt.

Anders dan de MvBZ betoogt, leidt de prejudiciële beslissing van de HR van 19 mei 2017, JV 2017/162 niet tot een ander oordeel. In die beslissing was sprake van een situatie waarbij het tweede huwelijk niet meer polygaam was omdat het eerste huwelijk inmiddels was ontbonden. De HR heeft geoordeeld dat die ontbinding niet meebrengt dat een voor de ontbinding uit het tweede huwelijk geboren kind o.g.v. art. 3 lid 1 RWN Nederlander wordt. Vervolgens heeft de HR erop gewezen dat het kind o.g.v. art. 4 RWN wel Nederlander kan worden als de inmiddels niet meer polygaam gehuwde vader het kind erkent. De HR heeft daarmee geen oordeel gegeven over de vraag of een erkenning door een nog wel bigaam gehuwde vader niet mogelijk en daarmee nietig is. Gelet op het voorgaande leidt strijd met de openbare orde niet tot nietigheid van een erkenning.

De rb heeft daarom terecht geoordeeld dat de erkenningen rechtsgeldig zijn en dat de kinderen daarmee het Nederlanderschap hebben verkregen. Dat betekent dat de minister de paspoortaanvragen ten onrechte niet in behandeling heeft genomen.
Hoger beroep MvBZ ongegrond; bevestigt rb Zeeland-West-Brabant 4 februari 2020

ABRvS, 202001793/1/A3, 7.4.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2021:721