De Afdeling volgt de staatsecretaris in zijn standpunt dat in dit geval geen schending van artikel 8 van het EVRM optreedt. Anders dan de vreemdeling aanvoert, getuigt het Chavez-Vilchez-verblijfsrecht niet van een belemmering om familie- en privéleven uit te oefenen. Immers, de vreemdeling heeft nu rechtmatig verblijf op grond waarvan zij haar recht op familie- en privéleven kan uitoefenen in Nederland. De staatssecretaris scheidt de vreemdeling en referent niet van elkaar, waardoor hij geen inbreuk maakt op het familieleven. De vreemdeling hoeft Nederland niet te verlaten, zodat de staatssecretaris ook geen inbreuk maakt op de uitoefening van het privéleven. Voor de staatssecretaris bestaat daarom ook geen aanleiding voor het afwegen van belangen.
Het hoger beroep is gegrond.
RvS 202102142/1/V1, 17.3.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2023:1060