RvS: geen verblijf jongvolwassene (26jr) bij moeder, al 13jr zonder vergunning

De vreemdeling verblijft sinds 2006 - vanaf de leeftijd van 15 jaar en daarmee 12 jaar - in Nederland, is hier naar school gegaan en zijn moeder heeft de Nederlandse nationaliteit. Volgens de staatssecretaris heeft hij dus een sterke band met Nederland. In het nadeel van de vreemdeling is meegewogen dat hij niet heeft aangetoond dat hij vanaf 2006 onafgebroken in Nederland heeft verbleven. Daarnaast is in zijn nadeel meegewogen dat hij niet in het bezit is van een geldig paspoort en hij na het verlopen van zijn visum nooit rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. Verder heeft de staatssecretaris meegewogen dat niet is gebleken van objectieve belemmeringen om het familie- of gezinsleven in Kaapverdië uit te oefenen. Volgens de staatssecretaris heeft de vreemdeling substantiële banden met dat land, omdat hij daar geboren is, zijn vormende jaren heeft doorgebracht, naar school is geweest en de taal spreekt. Bovendien heeft de vreemdeling nog contact met zijn familie in Kaapverdië en duidt zijn betrokkenheid bij de Kaapverdische gemeenschap in Amsterdam erop dat hij nog altijd bekend is met de cultuur van dat land.

De staatssecretaris betoogt terecht dat hij alle van belang zijnde feiten en omstandigheden tegen elkaar heeft afgewogen. De grief slaagt. Hoger Beroep staatssecretaris gegrond.

RvS 201906242/1/V3, 17.1.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:137