RvS: individuele afweging nodig of verlies Nederlanderschap in strijd is met Unierecht

Voor een succesvol beroep op het EU-recht is vereist dat de betrokkene van de intrekking van het NLersschap gevolgen ondervindt die in de sfeer van het Unierecht liggen. Verschillende appellanten hebben betoogd dat zij zichzelf nog steeds als Nederlander beschouwen en een sterke verbondenheid voelen met Nederland. ... Dat ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor. Gelet op het Tjebbes-arrest komt aan dergelijke niet direct op het Unierecht betrekking hebbende argumenten geen gewicht toe bij de beoordeling of het verlies van de Nederlandse nationaliteit onevenredig moet worden geacht.

Het Hof heeft zich niet concreet uitgelaten over het te hanteren beoordelingsmoment wat betreft de door appellanten aangedragen Unierechtelijke gevolgen. De Afdeling volgt de MvBZ in zoverre in zijn standpunt dat het Hof niet kan hebben bedoeld dat alle gevolgen worden onderzocht die zich hebben voorgedaan tot aan het moment van het doen van een aanvraag voor een identiteitsbewijs of een verzoek om een verklaring omtrent het Nederlanderschap a.b.i. art. 17 RWN, dan wel de besluitvorming of een rechterlijke uitspraak daarover. ... Het is daarom aan de betrokkene om concreet te onderbouwen dat op het moment van het verlies van het Nederlanderschap redelijkerwijs voorzienbaar was dat hij zijn met het Unieburgerschap gepaard gaande rechten of verplichtingen uit zou gaan oefenen.

Indien tot het oordeel wordt gekomen dat op basis van de individuele situatie van een betrokkene moet worden geoordeeld dat het verlies van het burgerschap van de Unie onevenredig is, dan dient art. 15 lid 1 en onder c, of art. 16 lid 1 onder d RWN, al naar gelang welke situatie het betreft, in die concrete situatie buiten toepassing te blijven. Het herkrijgen van het Nederlanderschap en daarmee opnieuw het Unieburgerschap kan aan art. 20 VWEU worden ontleend

Hoger beroepen appellanten gegrond; beroepen gegrond; draagt de MvBZ op om binnen vier maanden na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen.

ABRvS, 201504577/2/A3, 201507057/2/A3, 201508588/2/A3, 201601993/2/A3, 201604943/1/A3 en 201608752/1/A3, 12.2.20
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2020:423