RvS: onttrekken aan besnijdenisrisico in Conacry mogelijk

De staatssecretaris heeft erop gewezen dat de vreemdeling niet van het platteland komt maar uit een stad, Conakry. Dat besnijdenis ook daar veel voorkomt, doet er op zichzelf niet aan af dat de sociale controle of een meisje al dan niet besneden is er minder groot is dan in een dorp, en dat in Conakry effectief bescherming tegen dreigende besnijdenis kan worden gevraagd aan de overheidsinstantie OPROGEM. Uit wat de vreemdeling heeft verklaard blijkt verder dat zij geen directe familie heeft die haar zou kunnen dwingen om haar dochter te laten besnijden. Dit is blijkens onder meer het door de staatssecretaris ingeroepen rapport van het OFPRA van 2018 een belangrijke factor bij het voorkomen van besnijdenis. Bovendien heeft de staatssecretaris erop gewezen dat de vreemdeling in Guinee onderwijs heeft genoten tot haar 26ste levensjaar, wat het vermoeden rechtvaardigt dat zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar medische situatie niet in staat is om haar dochter tegen besnijdenis te beschermen. Ook met het overgelegde medisch dossier heeft zij dit niet aannemelijk gemaakt. Dat de vreemdeling niet in 1988, maar in 1999 is geboren en alleen onderwijs op de lagere school heeft genoten, heeft zij niet onderbouwd. In zoverre faalt de grief.

Het hoger beroep is ongegrond.
RvS 201903785/1/V2, 6.2.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:388