RvS: ook beoordelen of fysieke overdracht daadwerkelijk mogelijk is

De rechtbank heeft overwogen dat het BMA niet heeft geconcludeerd dat bij het uitblijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. Hiermee heeft de rechtbank niet inzichtelijk gemaakt dat zij onderkent wat de gevolgen kunnen zijn van de in dit geval wel door het BMA gestelde reisvereisten, meer in het bijzonder de eis dat de vreemdeling direct na aankomst fysiek wordt overgedragen aan een behandelaar. Hierbij is het volgende van belang.

Sinds het arrest van het Hof van Justitie van 16 februari 2017, C.K. t. Slovenië, moeten ook de in BMA-adviezen te stellen reisvereisten worden beoordeeld in het kader van artikel 3 van het EVRM. Daarbij volgt uit het arrest C.K. dat het reisvereiste 'fysieke overdracht', behoudens tegenbewijs, in ieder geval voldoende is om het risico op een schending van artikel 3 van het EVRM door de feitelijke uitzetting te voorkomen. Bij de beantwoording van de vraag of het gestelde reisvereiste van een fysieke overdracht in een concreet geval ook daadwerkelijk kan worden verwezenlijkt, kan de beschikbaarheid en/of feitelijke toegankelijkheid van de daarvoor benodigde medische zorg aan de orde komen.

De vreemdeling heeft de in het BMA-advies opgenomen informatie over de mogelijkheden voor de fysieke overdracht op geen enkele wijze inhoudelijk bestreden. De grief faalt daarom.

Het hoger beroep is ongegrond.
RvS 202108065/1/V2, 5.12.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2022:3555