RvS: terecht inreisverbod Braziliaanse bij vertrek van Schiphol na overstay

De staatssecretaris heeft in de Vc 2000 invulling gegeven aan de 'in absentia'-procedure: voor de vreemdeling wordt in Nederland een terugkeerbesluit genomen en het inreisverbod wordt, na het nog in Nederland opstarten van de voornemenprocedure, in absentia, dat wil zeggen: bij verstek, uitgevaardigd. Dit beleid is sinds 3 september 2018 van kracht. Hieraan wordt toepassing gegeven als een vreemdeling zich voor zijn uitreis uit de EU op een zodanig laat moment bij de grensdoorlaatpost meldt dat zijn vlucht niet wordt gehaald als de procedure om te komen tot een inreisverbod nog in Nederland volledig wordt uitgevoerd. De staatssecretaris heeft toegelicht dat met de volledige procedure ongeveer twee uur en 30 minuten zijn gemoeid. Gelet op het bezwarende karakter van het inreisverbod moet de vreemdeling worden gehoord met behulp van een tolk en moet een officier van justitie een belangenafweging maken. Indien de volledige procedure niet kan worden afgerond voordat het vliegtuig vertrekt, krijgt de vreemdeling voor het nemen van een terugkeerbesluit een vragenformulier in zijn taal. Indien de vreemdeling daarop aangeeft geen gehoor te wensen, wordt hem het terugkeerbesluit uitgereikt alsmede een voornemen voor een inreisverbod in de vorm van een standaardformulier in zijn taal. Daarop kan de vreemdeling desgewenst nog op Schiphol een zienswijze geven, maar dat kan ook bij terugkomst in het land waarheen hij vertrekt. Door de besluitvorming over het inreisverbod te beperken tot het afgeven van een voornemen kan de procedure worden verkort tot ongeveer een uur en vijftien minuten. De procedure wordt in die situatie na het vertrek van de vreemdeling afgerond met de uitvaardiging en bekendmaking van het inreisverbod. Deze procedure is op de luchthaven Schiphol in de jaren 2018, 2019 en 2020 honderden keren toegepast. Ook in de voorliggende zaak was er, gelet op het tijdstip van aanmelding bij de grensdoorlaatpost en het tijdstip van vertrek van het vliegtuig, onvoldoende tijd om het inreisverbod nog in Nederland aan de vreemdeling uit te vaardigen, aldus de staatssecretaris.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de door de staatssecretaris aan het Terugkeerhandboek ontleende werkwijze niet in strijd is met de Terugkeerrichtlijn. ... Van belang is ook dat de vreemdeling door de start van de voornemenprocedure in Nederland weet dat een inreisverbod wordt voorbereid en mogelijk zal worden uitgevaardigd. Hij kan over dit voornemen nog in Nederland, maar ook als hij al buiten de EU verblijft, een zienswijze naar voren brengen. Verder kan de vreemdeling met rechtsmiddelen opkomen tegen het inreisverbod als het eenmaal is uitgevaardigd, zoals de vreemdeling in dit geval ook heeft gedaan. De procedurele rechten van de vreemdeling, bedoeld in de artikelen 12 en 13 van de Terugkeerrichtlijn, zijn daarmee doeltreffend en toereikend gewaarborgd, wat in deze zaak ook niet in geschil is.

De grief faalt ook in zoverre.
RvS 201907604/1/V3, 19.1.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2021:89