RvS: terugbetalen toeslagen ivm intrekken vergunning met terugwerkende kracht

Bij onderscheiden besluiten heeft de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) het voorschot zorgtoeslag over 2017 en 2018 herzien naar nihil. Bij onderscheiden besluiten heeft de B/T de zorgtoeslag voor 2015 en 2016 herzien en vastgesteld op nihil respectievelijk € 83,00 en € 1.026,00 aan ontvangen voorschotten teruggevorderd.

Appellant is sinds 1990 in het bezit van een vot-r. Bij besluit heeft de staatssecretaris van J&V de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht ingetrokken tot 1991 en een inreisverbod uitgevaardigd. Dit besluit is in rechte onaantastbaar. Hiervan heeft B/T de melding ontvangen via de BRP. Hierop zijn voornoemde besluiten genomen, waaraan ten grondslag is gelegd dat appellant geen rechtmatig verblijf heeft gehad. De intrekking met terugwerkende kracht van verblijfsvergunning heeft tot gevolg dat het rechtmatig verblijf met ingang van 10 oktober 1991 is vervallen.

De toegekende zorgtoeslag voor de berekeningsjaren 2015 en 2016 is definitief geworden. De mogelijkheden om een definitieve toekenning in het nadeel van de belanghebbende te herzien, zijn neergelegd in de artikelen 20 en 21 van de Awir. Belastingdienst/Toeslagen was op grond van die bepalingen bevoegd om de zorgtoeslag over de berekeningsjaren 2015 en 2016 te herzien. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (uitspraak van 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2512) kan de intrekking van de verblijfsvergunning een feit zijn als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a van de Awir. B/T heeft in 2018 via de Basisregistratie Personen de melding ontvangen dat appellant per 1991 geen verblijfstitel meer heeft. Gelet hierop kon B/T ten tijde van de besluiten genomen in 2016 en 2017 redelijkerwijs niet op de hoogte zijn van de intrekking van de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat B/T bevoegd was om de zorgtoeslag van appellant over de berekeningsjaren 2015 en 2016 op grond van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awir te herzien. De toegekende zorgtoeslag over de berekeningsjaren 2017 en 2018 had destijds nog geen definitief karakter gekregen, zodat de artikelen 20 en 21 van de Awir alleen al daarom niet aan herziening van de toekenningen over die jaren in de weg staat.

Hoger beroep ongegrond.
ABRvS 201903628/1/A2, 18.12.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:4263