RvS: veilig derde land moet toegankelijk zijn, onderzoek verkrijgen Kameroens paspoort nodig

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling moet de minister, als zij aan haar besluit ten grondslag legt dat een land voor een vreemdeling een veilig derde land is, aannemelijk maken dat die vreemdeling wordt toegelaten tot dat land. Het is vervolgens aan die vreemdeling om met tegenbewijs te komen door voldoende twijfel te zaaien dat de door de minister geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot dat land in zijn geval niet aanwezig zijn. Daarnaast is het aan de vreemdeling om inspanningen te verrichten om daadwerkelijk te worden toegelaten tot het veilige derde land, tenzij niet van hem kan worden verlangd dat hij opnieuw probeert toegang tot en verblijf in dat land te krijgen.

Niet in geschil is dat betrokkene eerder toegang tot en een verblijfsvergunning in Gambia heeft gehad. De minister stelt zich daarom terecht op het standpunt dat aannemelijk is dat Gambia voor betrokkene een veilig derde land is en dat betrokkene in beginsel toegang heeft tot Gambia. In zoverre heeft de minister voldaan aan de op haar rustende bewijslast….

Betrokkene heeft terecht betwist dat de door de minister geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot Gambia aanwezig zijn. Hij heeft aangevoerd dat zijn Kameroense paspoort is verlopen en hij zich niet kan wenden tot de Kameroense ambassade voor het aanvragen van een nieuw paspoort. Als reden daarvoor noemt hij dat hij vreest voor vervolging door de Kameroense autoriteiten en dat deze autoriteiten dan eenvoudig kunnen concluderen dat hij asiel heeft aangevraagd, waardoor zijn problemen mogelijk zullen verergeren. Omdat de minister niet inhoudelijk is ingegaan op de bezwaren van betrokkene, heeft de minister het besluit niet deugdelijk gemotiveerd.

De minister zal een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak van de Afdeling, waarbij zij eerst ingaat op de bezwaren van betrokkene om een nieuw paspoort aan te vragen en, indien de minister deze bezwaren steekhoudend vindt, op de vraag of van betrokkene andere inspanningen kunnen worden verlangd om daadwerkelijk te worden toegelaten tot het veilige derde land. Pas als vaststaat dat er geen toegang mogelijk is tot dat veilige derde land, moet de minister de aanvraag zelf inhoudelijk behandelen.

Het hoger beroep tegen Rb Haarlem NL23.30159, 21.11.23 is ongegrond.
RvS 202307271/1/V3, 11.9.25
ECLI:NL:RVS:2025:4358