Betrokkene heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij beoogt verblijf bij zijn Nederlandse stiefdochter op grond van Chavez. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, onder andere omdat de minister ten onrechte bijzondere omstandigheden vereist om de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het voordeel van betrokkene te laten uitvallen.
De minister komt hier in haar enige grief terecht tegen op. Betrokkene is het gezinsleven aangegaan tijdens zijn illegale verblijf in Nederland. Uit rechtspraak van het EHRM volgt inderdaad dat de minister in een dergelijk geval bijzondere omstandigheden mag vereisen om de belangenafweging in het voordeel van betrokkene te laten uitvallen. De minister verwijst daarbij terecht naar Werkinstructie 2020/16.
Uit het vorenstaande volgt dat de grief van de minister slaagt. Dit betekent dat zij bij een nieuw besluit op het door betrokkene gemaakte bezwaar in het kader van artikel 8 van het EVRM wel bijzondere omstandigheden mag vereisen om de belangenafweging in het voordeel van betrokkene te laten uitvallen.
RvS 202403215/1/V2, 29.8.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:4159