Onderstaande twee uitspraken betreffen de EU-route (‘Belgie-route’), waarbij een EU-burger zich vestigt in een andere EU-staat, waardoor zijn/ haar gezinslid daar ook verblijfsrecht krijgt. Dit gebeurt op basis van de Richtlijn 2004/38 (vrij verkeer van unie-burgers). NL had vragen gesteld over de toepassing van deze Richtlijn. Het Hof van Justitie had deze vragen beantwoord. De Raad van State past de antwoorden nu toe op de situaties
Referente heeft in de periode van januari 2006 tot en met april 2007 in de weekenden in België verbleven. Zij heeft aldus verschillende verblijven van korte duur gehad en daarmee niet drie maanden aaneengesloten samen met de vreemdeling in België verbleven. Reeds hierom voldoet de vreemdeling niet aan de vereisten waaronder hem in Nederland een afgeleid verblijfsrecht toekomt. De tweede grief slaagt.
RvS 201011889/1/V2, 20.8.14
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2014:3184
Indien het familielid van de burger van de Unie samen met de burger van de Unie langer dan drie maanden in een gastlidstaat heeft verbleven en daar een gezinsleven heeft opgebouwd of bestendigd, heeft hij in beginsel bij terugkeer naar de lidstaat waarvan de burger van de Unie de nationaliteit bezit. Vereist is dat de burger van de Unie en het desbetreffende familielid een aaneengesloten periode in een gastlidstaat hebben verbleven, Bij verschillende verblijven van korte duur, is niet voldaan aan de vereisten voor een afgeleid verblijfsrecht.
Referente heeft van 2007 tot 2010 een aantal malen gedurende haar vakantie korte perioden samen met de vreemdeling in Spanje verbleven. Voorts heeft zij twee maanden in Spanje verbleven om naar werk te zoeken. Referente heeft aldus verschillende verblijven van korte duur gehad en daarmee niet drie maanden aaneengesloten samen met de vreemdeling in Spanje verbleven. De door de vreemdeling overgelegde officiële uittreksels van de Spaanse gemeente Malaga en het Spaanse verblijfsdocument doen aan het voorgaande niet af. Reeds hierom voldoet de vreemdeling niet aan de vereisten waaronder hem in Nederland een afgeleid verblijfsrecht toekomt en heeft de staatssecretaris terecht geweigerd een document als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000 af te geven. De grief faalt.
RvS 201108529/1/V2, 20.8.13
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2014:3179