De Belastingdienst/Toeslagen heeft bepaald dat vreemdelinge met ingang van 1 april 2012 geen recht heeft op voorschotten huur- en zorgtoeslag en kindgebonden budget, omdat haar echtgenoot met ingang van 2012 geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Aan de echtgenoot van vreemdelinge is in de periode van 22 maart 2012 tot 1 februari 2014, met terugwerkende kracht, verblijfstitelcode 98 toegekend.
De Afdeling oordeelt als volgt. In de betreffende periode was de aanvankelijk verleende verblijfsvergunning aan de echtgenoot van vreemdeling verlopen, maar er was nog niet door de staatssecretaris op het verzoek om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning beslist. In die periode had de echtgenoot rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder g, van de Vw 2000. Dit rechtmatig verblijf is niet komen te ontvallen als gevolg van de intrekking met terugwerkende kracht van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, nu die intrekking uitsluitend het verblijfsrecht op grond van artikel 8, aanhef en onder a, aantast. Dit betekent dat de echtgenoot rechtmatig verblijf had.
Dit houdt in dat vreemdelinge over de bedoelde periode aanspraak had op voorschotten huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget. Het hoger beroep van vreemdelinge is gegrond de Belastingdienst/Toeslagen, moet met inachtneming van deze uitspraak, de aanspraak van vreemdelinge op voorschotten huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget over 2013 opnieuw berekenen en een nieuw besluit nemen.
ABRvS, 201500099/1/A2, 6.4.16