Beroep gegrond. Tegen de vreemdeling is een terugkeerbesluit en inreisverbod uitgevaardigd, daarin is vastgesteld dat de vreemdeling onrechtmatig in Nederland verblijft en de EU onmiddellijk dient te verlaten. De vreemdeling voert aan dat hij rechtmatig in Nederland heeft verbleven; als Albanees met een biometrisch paspoort kon de man 3 maanden visumvrij binnen de EU verblijven. Dit is ten onrechte niet onderzocht door de staatssecretaris.
De staatssecretaris heeft het standpunt ingenomen dat de vreemdeling een gevaar is voor de openbare orde als bedoeld in artikel 62 lid2 onder c Vw; hij is veroordeeld tot gevangenisstraf wegens het bezit van een vervalst reisdocument. De staatssecretaris vraagt de rechtbank om artikel 6:22 Awb toe te passen, de man zou niet in zijn belangen zijn geschaad. Het rechtmatige verblijf zou zijn geëindigd door het plegen van een misdrijf. Aldus dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de vreemdeling door het misdrijf niet langer voldeed aan de eisen van artikel 5 lid 1 Schengengrenscode, en daardoor niet langer recht had op verblijf in de vrije termijn. Verwezen wordt naar het arrest van 11 juni 2015 van het Hof van Justitie (C-554/13, ECLI:EU:C:2015:377), waar het Hof het begrip 'gevaar voor de openbare orde' uitlegt in het kader van de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank concludeert dat deze uitleg ook moet worden gehanteerd bij toepassing van artikel 5 lid 1 onder e van de Schengengrenscode. De staatssecretaris had er niet enkel vanwege het bezit van het vervalste reisdocument mogen vaststellen dat het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in de vrije termijn was geëindigd. De staatssecretaris had moeten motiveren, onder verwijzing naar de persoonlijke gedragingen van de vreemdeling, dat sprake is van een actueel en daadwerkelijk gevaar voor de openbare orde. Beroep gegrond.
Rb Haarlem AWB 15/17813, 3.5.16
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:5566