De Iraanse vreemdeling aan haar asielaanvraag ten grondslag dat haar broer die haar bedreigt vanwege een (valse) beschuldiging van overspel is vrijgekomen uit de gevangenis. De staatssecretaris stelt dat de vreemdeling bij de Iraanse autoriteiten bescherming kan inroepen tegen haar broer.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich, gelet op de nieuwe informatie uit het ambtsbericht Iran van februari 2021 niet op het standpunt mocht stellen dat de vreemdeling bescherming kan inroepen bij de autoriteiten voor de bedreigingen van haar broer, aangezien aan dat uitgangspunt zeer wel getwijfeld kan worden. De staatssecretaris zal dit opnieuw moeten beoordelen.
Beroep gegrond.
Rb Utrecht, NL21.18631, 21.4.22